ECLI:NL:CRVB:2004:AO8772
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- mr. drs. Th.G.M. Simons
- mr. G.M.T. Berkel-Kikkert
- mr. C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van vervoersvoorzieningen op basis van de hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de beëindiging van zijn financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening werd behandeld. Appellant ontving eerder een financiële tegemoetkoming voor een bruikleenauto, maar na een verkeersongeluk in augustus 2001, waarbij de auto onherstelbaar beschadigd raakte, heeft hij zelf een auto aangeschaft. Gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, heeft op basis van een advies van de medisch adviseur besloten de financiële tegemoetkoming per 1 november 2001 te beëindigen en appellant in plaats daarvan een vervoersvoorziening in de vorm van vervoer per deeltaxi aan te bieden.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar gedaagde heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zijn bezwaren herhaald, waarbij hij onder andere aanvoert dat hij alleenstaand is en dat de kosten van motorrijtuigenbelasting en autoverzekering nu voor zijn rekening komen. Hij stelt ook dat hij niets heeft aan de deeltaxi en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, omdat andere personen wel een financiële tegemoetkoming hebben ontvangen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat appellant medisch gezien in staat is om gebruik te maken van de deeltaxi en dat deze voorziening adequaat is voor zijn situatie. De Raad heeft het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de door appellant genoemde gevallen zich op relevante onderdelen wezenlijk onderscheiden van zijn situatie. Ook het beroep op de hardheidsclausule werd door de Raad niet gehonoreerd, omdat er geen gronden voor waren. De Raad bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.