ECLI:NL:CRVB:2004:AO8764

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/3446 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schikking inzake financiële tegemoetkoming voor vervoerskosten onder de Wet voorzieningen gehandicapten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer. Het primaire besluit, genomen op 5 november 1999, beëindigde de financiële tegemoetkoming voor vervoerskosten van appellante per 1 januari 2000. In plaats daarvan werd appellante een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan de Stadstax aangeboden, bestaande uit maximaal 300 gratis ritten. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd door gedaagde ongegrond verklaard in een besluit van 23 mei 2000. De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde op 3 juni 2002 het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond.

Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.H.J. Toxopeus, heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 10 maart 2004 is de zaak behandeld, waarbij gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. P.C. van Aller. Tijdens deze zitting is er op initiatief van de Raad een schikking tot stand gekomen. Gedaagde heeft aangeboden om appellante alsnog een financiële tegemoetkoming van f 900,- per jaar toe te kennen, met ingang van 1 januari 2000. Deze tegemoetkoming zou worden voortgezet, tenzij er fundamentele wijzigingen in de omstandigheden of wet- en regelgeving zouden optreden. Gedaagde verklaarde ook geen beroep meer te zullen doen op de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Appellante heeft ingestemd met deze schikking, en beide partijen hebben elkaar finale kwijting verleend. Gezien deze schikking heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat er geen belang meer bestaat bij de beoordeling van het hoger beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

02/3446 WVG
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij primair besluit van 5 november 1999 heeft gedaagde, in het kader van de Wet voor-zieningen gehandicapten (hierna: Wvg), appellantes recht op een financiële tegemoet-koming voor vervoerskosten per 1 januari 2000 beëindigd. Voorts heeft gedaagde aan appellante, eveneens per 1 januari 2000, een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan de Stadstax in de vorm van maximaal 300 gratis ritten verleend.
Het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar is door gedaagde bij het bestreden besluit van 23 mei 2000 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak van 3 juni 2002, reg.nr 00/6944 WVG, heeft de rechtbank 's-Gravenhage het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. M.H.J. Toxopeus, advocaat te Zoetermeer, tegen de aange-vallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Het geding is behandeld ter zitting van 10 maart 2004, waar appellante zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. Toxopeus, voornoemd en waar gedaagde is verschenen bij gemachtigde mr. P.C. van Aller, werkzaam bij de gemeente Zoetermeer.
II. MOTIVERING
De Raad overweegt het volgende.
Tussen partijen is op initiatief van de Raad de volgende schikking tot stand gekomen.
Namens gedaagde is de bereidheid uitgesproken, onder meer gelet op de gedingstukken en de bijzondere omstandigheden van dit geval, alsnog aan appellante met ingang van 1 januari 2000 een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten ten bedrage van f 900,- per jaar toe te kennen. Tevens is door gedaagde uitgesproken dat deze financiële tegemoetkoming zal worden voortgezet behoudens fundamentele wijziging van relevante omstandigheden of wijziging van de toepasselijke wet- en regelgeving. Voorts heeft gedaagde verklaard geen beroep meer te zullen doen op de aangevallen uitspraak.
Vanwege appellante is hiermee ingestemd.
Ten slotte hebben partijen desgevraagd verklaard elkaar finale kwijting te verlenen.
Gelet op het vorenstaande bestaat thans geen belang meer bij een beoordeling van het door appellante ingestelde beroep, zodat dit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.I. 't Hooft als voorzitter en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert en mr. A.W.M. Bijloos als leden, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2004.
(get.) M.I. 'T Hooft
(get.) C.H.T.W. van Rooijen