ECLI:NL:CRVB:2004:AO8539

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/316 WTS-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met studiekosten en lesgeld

In deze zaak heeft verzoekster, een studente, op 13 december 2003 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek was gericht op het staken van de invordering van het lesgeld voor het studiejaar 2000 - 2001, terwijl er hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 6 februari 2003 het beroep van verzoekster tegen het bestreden besluit van 24 mei 2002, waarin haar aanvraag voor een tegemoetkoming in de studiekosten werd afgewezen, ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn motivering aangegeven dat er niet voldaan is aan de connexiteitseis, zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Awb. Dit houdt in dat de gevraagde voorlopige voorziening betrekking moet hebben op het bestreden besluit. In dit geval betreft het hoger beroep de tegemoetkoming in studiekosten, terwijl het verzoek om voorlopige voorziening betrekking heeft op de invordering van lesgeld. De voorzieningenrechter concludeert dat deze twee zaken juridisch gezien los van elkaar staan, wat betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.

De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 maart 2004, waarbij de voorzieningenrechter, mr. J. Janssen, aanwezig was, samen met griffier E. Blijleven-de Vries.

Uitspraak

04/316 WTS-VV
U I T S P R A A K
van
DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet in het geding tussen:
[verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster,
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, gedaagde.
I. INLEIDING
Namens verzoekster heeft mr. P.E. van der Werf, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand, bij beroepschrift van
20 februari 2003 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 februari 2003, nummer 02/727 WSFBSF, waarbij het beroep van verzoekster tegen het bestreden besluit van 24 mei 2002, inhoudende een afwijzing van de aanvraag om een tegemoetkoming in de studiekosten voor het studiejaar 2000 - 2001, ongegrond is verklaard.
Bij brief van 13 december 2003 heeft verzoekster verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algmene wet bestuursrecht (Awb).
II. MOTIVERING
Ingevolge het bepaalde in artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Awb, kan indien tegen een uitspraak van de rechtbank als omschreven in artikel 18 van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Namens verzoekster is bij brief van 20 februari 2003 hoger beroep ingesteld strekkende tot toekenning van een tegemoetkoming in de studiekosten voor het studiejaar 2000 - 2001.
Bij brief van 13 december 2002 heeft verzoekster om een voorlopige voorziening verzocht strekkende tot het staken van de invordering van het lesgeld over het studiejaar 2000 - 2001 voor de duur van het ingestelde beroep.
Vastgesteld moet worden dat niet voldaan wordt aan de zogeheten connexiteitseis die is neergelegd in artikel 8:81 van de Awb. Hoewel voor de bevoegdheid van de voorzieningrechter van de Raad tot het treffen van een voorlopige voorziening voldoende is dat er op enig moment hoger beroep is ingesteld, dient deze voorwaarde aldus te worden verstaan dat aan de connexiteitseis ook in materiële zin moet worden voldaan, dat wil zeggen dat de gevraagde voorziening betrekking moet hebben op het connexe -bestreden- besluit.
Aangezien het hoger beroep ziet op tegemoetkoming in de studiekosten en het verzoek om voorlopige voorziening ziet op lesgeld heeft het verzoek geen betrekking op het bestreden besluit. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat de betaling van lesgeld in juridische zin losstaat van het verstrekken van een tegemoetkoming in de studiekosten. Het gaat om toepassing van twee verschillende wetten.
Het vorenstaande leidt er toe dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen kennelijk niet-ontvankelijk is, zodat de voorzieningenrechter onder toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb zonder zitting uitspraak zal doen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen, in tegenwoordigheid van E. Blijleven- de Vries als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2004.
(get.) J. Janssen.
(get.) E. Blijleven- de Vries.