ECLI:NL:CRVB:2004:AO8531

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1998 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • R. Kooper
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding termijn indienen gronden beroepschrift in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, ging het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat door de opposant was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De Raad had op 14 augustus 2003 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de beroepsgronden niet tijdig waren ingediend. De opposant had op 18 september 2003 verzet aangetekend tegen deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het beroepschrift, dat geen gronden bevatte, niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van de opposant had de gelegenheid gekregen om het verzuim te herstellen, maar had deze termijn ongebruikt gelaten. De Raad concludeerde dat de beroepsgronden pas na afloop van de gestelde termijn waren ontvangen, zonder dat er redenen waren voor het verzuim. Tijdens de zitting van 19 februari 2004 heeft de gemachtigde van de opposant betoogd dat hij de gronden tijdig had ingediend, maar de Raad oordeelde dat de termijn van twee weken, die op 17 juni 2003 begon, eindigde op 30 juni 2003 en dat de gronden pas op 1 juli 2003 waren ingediend. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak.

Uitspraak

03/1998 AW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland , geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van 14 augustus 2003 heeft de Raad het namens opposant ingestelde hoger beroep tegen een op 4 maart 2003 tussen partijen gegeven uitspraak van de rechtbank Haarlem, nummer Awb 02 / 176 AW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de beroepsgronden niet tijdig bij de Raad zijn ingediend.
Bij brief van 18 september 2003 is namens opposant verzet gedaan tegen bovenvermelde uitspraak van de Raad.
Het verzet is behandeld ter zitting van 19 februari 2004, waar opposant in persoon is verschenen, bijgestaan door
mr. J. Weeling, advocaat te Amsterdam en waar geopposeerde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. Th. Tanja, werkzaam bij de politieregio Amsterdam-Amstelland.
II. MOTIVERING
1.1. In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Deze bepaling is ingevolge artikel 6:24, eerste lid, van de Awb in hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
1.2. Omdat het namens opposant ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, heeft de Raad bij schrijven van 15 mei 2003 de gemachtigde van opposant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
1.3. De gemachtigde van opposant heeft deze termijn ongebruikt gelaten.
1.4. De Raad heeft bij aangetekend schrijven van 16 juni 2003 de gemachtigde van opposant de gelegenheid geboden de beroepsgronden alsnog in te dienen. Daarbij is een termijn van twee weken gesteld en is erop gewezen dat er rekening mee moet worden gehouden dat overschrijding van die termijn tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep zal leiden.
1.5. Binnen deze termijn zijn geen beroepsgronden bij de Raad binnengekomen.
1.6. Bij voormelde uitspraak van 14 augustus 2003 heeft de Raad het hoger beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard op grond van de overweging dat de beroepsgronden eerst na afloop van de in het schrijven van 16 juni 2003 genoemde termijn alsnog zijn ontvangen en dat de Raad niet was gebleken van redenen die voor dit verzuim een verontschuldiging zouden kunnen vormen.
2. In het verzetschrift betoogt de gemachtigde van opposant dat hij de beroepsgronden tijdig heeft ingediend en dat daardoor het hoger beroep ontvankelijk is. Ter zitting heeft de gemachtigde aangevoerd dat hij door een medewerker van de griffie van de Raad is gebeld met de vraag wanneer de gronden worden ingediend. Hij zou zich in de zaak vergist hebben en de stukken op 30 juni 2003 ter verzending klaar hebben gezet zodat deze op 1 juli 2003 door de verzenddienst DHL aan de centrale balie van het gerechtsgebouw te Utrecht konden worden afgegeven en zodoende dezelfde dag ter griffie van de Raad konden worden ontvangen. Hij had niet verwacht dat één dag overschrijding meteen zulke grote gevolgen zou hebben.
3. De Raad overweegt dat volgens zijn vaste jurisprudentie de gronden waarop het beroep berust naar analogie van
artikel 6:9 van de Awb tijdig zijn ingediend, indien zij voor het einde van de gestelde termijn zijn ontvangen dan wel voor het einde van de gestelde termijn per post zijn bezorgd en niet later dan een week na het einde van deze termijn zijn ontvangen. Aan die voorwaarde is niet voldaan. Anders dan opposant in het verzetschrift heeft gesteld, liep de door de Raad gestelde termijn van twee weken - welke is ingegaan op dinsdag 17 juni 2003 - niet tot en met dinsdag 1 juli 2003 maar tot en met maandag 30 juni 2003. De nadere gronden zijn eerst op 1 juli 2003 ingediend door afgifte aan de balie. Het hoger beroep van opposant is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. R. Kooper en mr. D.A.C. Slump als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.W. Loots als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2004.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P.J.W. Loots.