ECLI:NL:CRVB:2004:AO7407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- P.E. Broekman
- Rechtspraak.nl
Verlaging toeslag bijstand door inwonende dochter met inkomsten uit arbeid
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2004, gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellante ontving een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) met een toeslag van 20% van het minimumloon. Gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland, had deze toeslag per 1 augustus 2000 verlaagd naar 10% omdat de inwonende dochter van appellante, ouder dan 21 jaar, geen studiefinanciering meer ontving en inkomsten uit arbeid had die boven de bijstandsnorm lagen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard door gedaagde. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 17 februari 2004 was appellante aanwezig, terwijl gedaagde niet vertegenwoordigd was. De Raad overwoog dat de verordening van de gemeente Naaldwijk, die de toeslagen en verlagingen regelt, correct was toegepast. De Raad concludeerde dat de gedaagde de toeslag terecht had vastgesteld op 10% van het netto minimumloon, gezien de omstandigheden van appellante en haar dochter. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Abw en de relevante verordening, en bevestigt dat de gedaagde correct heeft gehandeld in het verlagen van de toeslag op basis van de inkomsten van de inwonende dochter.