ECLI:NL:CRVB:2004:AO7397

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4164 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. Hoogenboom
  • K. Zeilemaker
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen overplaatsing door reorganisatie binnen de provincie Zuid-Holland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 juli 2003. Appellant, die sinds 1978 in dienst is van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland, was werkzaam als vormgever/procesmanager grafische producties. In het kader van een reorganisatie is appellant op 18 februari 2002 overgeplaatst van de directie Ruimte en Mobiliteit naar de directie Concernzaken. Appellant was voorlopig geplaatst bij het bureau Vormgeving van de afdeling Communicatie in zijn eigen functie. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet in een gelijke functie is overgeplaatst, maar in een 'laagwaardige' functie die niet passend is. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de argumenten van appellant in essentie gelijk zijn aan die welke hij in eerste aanleg heeft aangevoerd. De Raad stelt vast dat appellant zijn eigen functie heeft behouden en dat deze functie onbetwist passend is. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

De Raad acht geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep, met T. Hoogenboom als voorzitter en K. Zeilemaker en R. Kooper als leden, in aanwezigheid van griffier M. Pijper, en is openbaar uitgesproken op 25 maart 2004.

Uitspraak

03/4164 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland, gedaagden.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 juli 2003, nr. AWB 02/3463 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagden hebben een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 29 januari 2004, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door
mr. R.H.A. Wessel, advocaat te 's-Gravenhage. Gedaagden hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. G.D. Aiken, werkzaam bij de provincie Zuid-Holland.
II. MOTIVERING
1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
2. Appellant is sinds 1978 in dienst van gedaagde en sinds 1 juni 1991 werkzaam als vormgever/procesmanager grafische producties bij de Directie Economie en Vervoer.
3. Bij besluit van 18 februari 2002, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 31 juli 2002, hebben gedaagden appellant in het kader van een reorganisatie van de grafische dienstverlening binnen de provincie overgeplaatst van de directie Ruimte en Mobiliteit (voorheen Directie Economie en Vervoer) naar de directie Concernzaken. Appellant was daarbij voorlopig geplaatst bij het bureau Vormgeving van de afdeling Communicatie in zijn eigen functie.
4. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingediende beroep ongegrond verklaard.
5. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren gebracht, overweegt de Raad in de eerste plaats dat de argumenten die appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, in essentie gelijk zijn aan die welke hij in eerste aanleg heeft aangevoerd en welke door de rechtbank zijn verworpen.
5.1. Bij de desbetreffende reorganisatie is door gedaagden als uitgangspunt genomen "mens volgt werk". Appellants standpunt komt hierop neer dat hij bij de reorganisatie niet in een gelijke functie is overgeplaatst maar in een "laagwaardige" functie en dat deze functie niet passend is.
5.2. De Raad kan evenals de rechtbank appellant hierin niet volgen. Blijkens de gedingstukken heeft appellant bij de reorganisatie de eigen functie behouden. Deze functie is onbetwist passend. Dat appellant die functie te laag gewaardeerd acht, doet voor de vraag naar de rechtmatigheid van het overplaatsingsbesluit niet terzake. De Raad onderschrijft dan ook al hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak daaromtrent heeft overwogen.
6. Gezien het voorgaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. K. Zeilemaker en mr. R. Kooper als leden, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2004.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) M. Pijper.