ECLI:NL:CRVB:2004:AO6600
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- T.L. de Vries
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Korting op AOW-toeslag wegens niet verzekerd zijn van echtgenote
In deze zaak gaat het om de korting op de toeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) van betrokkene, die het gevolg is van het niet verzekerd zijn van diens echtgenote in de periode van 1 december 1961 tot 22 februari 1962. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 7 januari 2002 oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de echtgenote van betrokkene geen ingezetene meer was in de genoemde periode. De rechtbank had geoordeeld dat eventuele twijfel ten voordele van betrokkene moest worden uitgelegd, en dat de extra korting van 2% op de AOW-toeslag ten onrechte was toegepast.
Tijdens de zitting op 6 februari 2004 zijn partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak vervolgens beoordeeld. De Raad concludeert dat de echtgenote van betrokkene, ondanks de vraag of zij ingezetene van Nederland was, in de betreffende periode werkzaam en verzekerd was in Groot-Brittannië. Dit betekent dat op basis van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk, de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk van toepassing was en er geen verzekering in Nederland kon zijn. De Raad oordeelt dat de korting op de AOW-toeslag terecht is toegepast.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en het inleidend beroep wordt ongegrond verklaard. De Raad geeft aan dat tegen deze uitspraak beroep in cassatie kan worden ingesteld, maar alleen ter zake van schending of verkeerde toepassing van de relevante artikelen van de Algemene Ouderdomswet. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2004, met mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. T.L. de Vries en mr. N.J. Haverkamp als leden.