ECLI:NL:CRVB:2004:AO5906
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- C.G.M. van Rijnberk
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van hulpmiddelen voor voeding in het kader van de Ziekenfondswet en de AWBZ
In deze zaak gaat het om de vraag of de nota's voor een Habermannfles en Habermanspenen voor vergoeding in aanmerking komen onder de Ziekenfondswet en de AWBZ. Appellant, de zorgverzekeraar, heeft in een primair besluit van 2 maart 2001 medegedeeld dat deze hulpmiddelen niet tot het verstrekkingenpakket behoren. Dit besluit is door de rechtbank Almelo in een eerdere uitspraak bevestigd, maar appellant is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft de zaak behandeld op 10 december 2003, maar partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de argumenten van appellant en de eerdere uitspraak van de rechtbank in overweging genomen. De rechtbank had overwogen dat de Habermannspeen als een hulpmiddel voor het toedienen van voeding moet worden aangemerkt, omdat patiënten die niet normaal kunnen voeden, afhankelijk zijn van alternatieve manieren van voeden. De Raad is echter tot een ander oordeel gekomen.
De Raad concludeert dat de Habermannspenen en de Habermannfles niet kunnen worden aangemerkt als eetapparaten of hulpmiddelen voor het toedienen van voeding zoals bedoeld in de Regeling Hulpmiddelen 1996. De Raad heeft dit oordeel onderbouwd met verwijzingen naar de tekst en toelichting van de Regeling, waarin wordt gesteld dat een eetapparaat een onderstel moet hebben dat een bord kan verplaatsen. Dit is niet het geval voor de gevraagde hulpmiddelen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het inleidend beroep van gedaagde alsnog ongegrond verklaard. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.