ECLI:NL:CRVB:2004:AO4148
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.G.M. Simons
- Rechtspraak.nl
Intrekking van gedeeltelijke ontheffing van arbeidsverplichtingen onder de Algemene bijstandswet
In deze zaak gaat het om de intrekking van een gedeeltelijke ontheffing van arbeidsverplichtingen die aan appellant was verleend op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.L. Kuit, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat gedaagde zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was voor een medisch onderzoek naar de psychische gesteldheid van appellant, ondanks zijn agressieve karakter dat het functioneren in een reguliere arbeidssituatie zou kunnen belemmeren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 december 2003, waarbij zowel appellant als gedaagde vertegenwoordigd waren. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad heeft zich volledig verenigd met de overwegingen van de rechtbank en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 3 februari 2004 door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van de ontheffing van de arbeidsverplichtingen terecht was gehandhaafd, gezien de omstandigheden en de eerdere medische keuringen.