ECLI:NL:CRVB:2003:AN9801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake berekening hoge premie op grond van het Premiebesluit Wachtgeldfonds
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de berekening van een hoge premie op grond van het Premiebesluit Wachtgeldfonds voor het jaar 1998. De appellante, vertegenwoordigd door mr. G.B.A. Bol, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 maart 2001. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 16 oktober 2003, waarbij partijen niet verschenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft zich in deze uitspraak beperkt tot de vraag of de hoge premie terecht is berekend. De Raad concludeert dat de premie over 1998 terecht is vastgesteld, omdat de arbeidsovereenkomst met de werknemer op 12 februari 1998 is afgesloten en op 27 november 1998 is beëindigd. Appellante heeft aangevoerd dat er sprake was van een dienstverband voor onbepaalde tijd, maar de Raad oordeelt dat dit niet het geval is en dat artikel 6 van het Besluit van toepassing is.
De Raad heeft ook de subsidiaire stelling van appellante beoordeeld, waarin werd betoogd dat gedaagde in strijd met de redelijkheid heeft gehandeld. De Raad oordeelt dat gedaagde bevoegd is om in bijzondere omstandigheden een lage premie op te leggen, maar dat deze omstandigheden in dit geval niet aanwezig zijn. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.