ECLI:NL:CRVB:2003:AN9796
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijk aansprakelijkheid voor premies sociale werknemersverzekeringen en toetsing aan beginselen van behoorlijk bestuur
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2003, staat de hoofdelijkheid van appellant voor de premies sociale werknemersverzekeringen centraal. Appellant, vertegenwoordigd door mr. T. Spronk, was werkzaam voor Marson International LCD, een vennootschap naar het recht van de Cayman Islands, die in 1999 failliet ging. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft appellant hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor onbetaalde premies, op basis van artikel 16c van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad oordeelt dat de bedrijfsactiviteiten van Marson, hoewel gering, niet uitsluiten dat appellant als leidinggevende van de vestiging in Nederland kan worden aangemerkt. De Raad wijst erop dat appellant als procuratiehouder was ingeschreven en verantwoordelijk was voor de leiding van het kantoor in Bergen op Zoom. De argumenten van appellant, dat hij niet de leiding gaf en dat de aansprakelijkstelling in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, worden door de Raad verworpen. De Raad concludeert dat de aansprakelijkstelling op basis van de wet gerechtvaardigd is en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders en de toepassing van de wet in gevallen van faillissement en onbetaalde premies.