ECLI:NL:CRVB:2003:AN8559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Ch. de Vrey
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijzondere bijstand woonkosten en juridische eigendom
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bijzondere bijstand voor woonkosten van appellante, die sinds 1 februari 1994 een bijstandsuitkering ontvangt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, die het bezwaar tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasbree ongegrond had verklaard. Het College had op 21 maart 2000 besloten de bijzondere bijstand voor woonkosten van appellante te beëindigen, omdat zij niet de juridisch eigenaar van de woning is en dus niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de woonlasten. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd afgewezen.
De Raad overweegt dat volgens artikel 39 van de Algemene bijstandswet (Abw) recht op bijzondere bijstand bestaat voor noodzakelijke kosten van het bestaan, indien men niet over de middelen beschikt om deze kosten te dekken. De Raad stelt vast dat appellante, ondanks dat zij niet de juridische eigendom heeft van de woning, wel verplichtingen heeft die voortvloeien uit een notariële akte van eigendomsoverdracht. De Raad concludeert dat de woonlasten van appellante als noodzakelijke kosten moeten worden aangemerkt, en dat het College ten onrechte de bijzondere bijstand heeft beëindigd.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en het besluit van het College van 5 juni 2000 wordt gegrond verklaard. De Raad oordeelt dat appellante recht heeft op de bijzondere bijstand voor haar woonkosten en dat het College in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. De Raad bepaalt dat de gemeente Maasbree het betaalde griffierecht aan appellante vergoedt.