ECLI:NL:CRVB:2003:AK8300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- A. Beuker-Tilstra
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de overgangsregeling voor vergoeding van woon-werkverkeer na wijziging van standplaats
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een overgangsregeling voor de vergoeding van woon-werkverkeer van appellante, die werkzaam is als arts jeugdgezondheidszorg. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin haar beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Gezondheidszorg ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante op basis van de geldende rechtspositieregeling geen recht had op een vergoeding voor woon-werkverkeer, ondanks de door gedaagde verstrekte tegemoetkoming voor openbaar vervoer gedurende drie jaar. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 11 september 2003 behandeld en de grieven van appellante verworpen. De Raad oordeelde dat de informatie die appellante ontving van de afdeling personeelszaken na het primaire besluit geen aanleiding gaf om aan te nemen dat zij recht had op een ruimere reiskostenvergoeding. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat gedaagde in redelijkheid tot het bestreden besluit had kunnen komen, zonder in strijd te handelen met beginselen van behoorlijk bestuur. De Raad concludeerde dat de overgangsregeling, die de vergoeding voor woon-werkverkeer voor een periode van drie jaar verlengde, voldoende rekening hield met de belangen van appellante. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep was om de aangevallen uitspraak te bevestigen.