ECLI:NL:CRVB:2003:AK4483

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/1565 ALGEM
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.J. van der Net
  • P.A.M. Hulsdouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling proceskosten na intrekking van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, is hoger beroep ingesteld door verzoekster, vertegenwoordigd door M.H.G.A. Vink van Ernst & Young Belastingadviseurs, tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 februari 2001. De zaak betreft de intrekking van het hoger beroep na een gewijzigde beslissing op bezwaar van gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Gedaagde had op 10 juli 2003 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop verzoekster haar hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van gedaagde in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 28 augustus 2003 geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gedaagde in de proceskosten van verzoekster moet worden veroordeeld. Dit artikel stelt dat indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad aan verzoekster tegemoet is gekomen, wat de basis vormt voor de veroordeling in de proceskosten.

De Raad heeft de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 966,--, bestaande uit kosten voor verleende rechtsbijstand in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. Verzoekster dient zich voor vergoeding van het gestorte griffierecht rechtstreeks tot gedaagde te wenden, zoals bepaald in artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet.

Uitspraak

01/1565 ALGEM
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht inzake de kosten van het geding tussen:
[bedrijfsnaam 1], voorheen [bedrijfsnaam 2], gevestigd te [vestigingsplaats], verzoekster,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. INLEIDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens verzoekster heeft M.H.G.A. Vink, werkzaam bij Ernst & Young Belastingadviseurs te Groningen, hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Leeuwarden van 2 februari 2001 tussen partijen gegeven uitspraak.
Gedaagde heeft op 23 mei 2001 een verweerschrift ingediend.
Bij schrijven van 10 juli 2003 heeft gedaagde een eveneens op 10 juli 2003 gedateerde gewijzigde beslissing op bezwaar de Raad doen toekomen.
Bij schrijven van 16 juli 2003 heeft mr. drs. S.M.M. van der Zande, kantoorgenoot van M.H.G.A. Vink voornoemd, het ingestelde hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht gedaagde in de proceskosten te veroordelen.
II. MOTIVERING
Artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn voormelde artikelen op het hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
De Raad stelt vast dat de gemachtigde van verzoekster het hoger beroep heeft ingetrokken omdat gedaagde bij nader besluit van 10 juli 2003 alsnog geheel aan hetgeen verzoekster is tegemoetgekomen.
Gelet op het vorenstaande acht de Raad termen aanwezig om met toepassing te geven aan artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:75 van de Awb, en gedaagde in de kosten te veroordelen. Die kosten dienen aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht gesteld te worden op € 644,-- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter terechtzitting) aan verleende rechtsbijstand in eerste aanleg, en € 322,-- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift) aan verleende rechtsbijstand in hoger beroep, totaal derhalve € 966,--.
Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de Raad niet gebleken. Verzoekster dient zich ingevolge artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet, rechtstreeks tot gedaagde te wenden voor vergoeding van het gestorte griffierecht.
Beslist dient derhalve te worden als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag groot € 966,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2003.
(get.) B.J. van der Net
(get.) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.