DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8:84 van de Awb en artikel 17 van de Beroepswet in het geding tussen:
[verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster,
de Minister van Justitie, verweerder.
Bij besluit van 28 januari 2003 heeft het College van procureurs-generaal namens de Minister van Justitie verzoekster met ingang van 1 mei 2003 eervol ontslag uit haar ambt van Officier van Justitie verleend.
Namens verzoekster heeft mr. H. Uhlenbroek, advocaat te Amsterdam, bij brief van 21 februari 2003 bezwaar tegen dat besluit gemaakt.
Bij brief van 4 april 2003 heeft mr. Uhlenbroek voornoemd de voorzieningenrechter van de Raad verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij brief van 15 april 2003 is namens de Minister van Justitie het ontslagbesluit ingetrokken.
Hierop heeft mr. H. Uhlenbroek, het namens verzoekster ingestelde verzoek om voorlopige voorziening bij brief van 22 april 2003 ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad om een proceskostenveroordeling verzocht.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Elk der partijen heeft, desgevraagd, schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
Artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in het geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Artikel 8:84, vierde lid, van de Awb verklaart artikel 8:75a van de Awb ingeval van een voorlopige voorziening van overeenkomstige toepassing.
Aan de intrekking van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ligt ten grondslag de brief van 15 april 2003 waarmee namens de Minister van Justitie het ontslagbesluit van het College van procureurs-generaal van 28 januari 2003 is ingetrokken omdat dit besluit onbevoegd is genomen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat door de intrekking van het ontslagbesluit aan het verzoek om een voorlopige voorziening is tegemoetgekomen.
Gelet op het voorgaande zijn termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75a, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75 van de Awb, en verweerster te veroordelen in de kosten. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 322,-, te betalen door de Staat der Nederlanden;
Bepaalt dat het namens verzoekster betaalde griffierecht van € 109,- door de griffier van de Raad wordt terugbetaald.
Aldus gegeven door mr. J.H. van Kreveld in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2003.
(get.) E. Blijleven- de Vries.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.