ECLI:NL:CRVB:2003:AI1290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- K. Zeilemaker
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Zorgvuldige belangenafweging bij schorsingsbesluit van een medewerker van het Werkvoorzieningsschap
In deze zaak gaat het om de vraag of bij de totstandkoming van het schorsingsbesluit van een medewerker van het Werkvoorzieningsschap sprake is geweest van een zorgvuldige belangenafweging. Betrokkene, die sinds 1997 werkzaam was bij het Werkvoorzieningsschap, werd na een conflict met collega's op 16 juni 1999 met onmiddellijke ingang naar huis gestuurd. Het Werkvoorzieningsschap besloot op 19 juli 1999 tot schorsing van betrokkene, wat na bezwaar werd gehandhaafd. Betrokkene betwistte de noodzaak van de schorsing en stelde dat andere maatregelen, zoals een goed gesprek, meer op hun plaats waren geweest.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Werkvoorzieningsschap bevoegd was om betrokkene te schorsen, gezien de ernst van de uitlatingen tijdens het gesprek op 16 juni 1999. De Raad vond dat er op dat moment geen werkbare situatie meer was en dat de schorsing in het belang van de dienst was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen zorgvuldige belangenafweging had plaatsgevonden, maar de Raad onderschreef dit oordeel niet. Betrokkene had weliswaar belang bij het verrichten van zijn werkzaamheden, maar hij ontving gedurende de schorsing zijn volledige bezoldiging.
De Raad concludeerde dat het Werkvoorzieningsschap in redelijkheid van zijn schorsingsbevoegdheid gebruik had kunnen maken. De aangevallen uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze door het Werkvoorzieningsschap was aangevochten, en het inleidend beroep werd alsnog ongegrond verklaard. Er was geen grond voor schadevergoeding en het hoger beroep van betrokkene slaagde niet. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 juli 2003.