ECLI:NL:CRVB:2003:AI0420

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/3535 ALGEM e.a.
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante, een vennootschap onder firma, tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekering (Lisv). Appellante heeft op 6 juli 2000 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Assen van 30 mei 2000. Gedaagde heeft op 29 augustus 2000 een verweerschrift ingediend. De behandeling van de zaak vond plaats op 21 november 2002, waar partijen niet verschenen. De Raad heeft partijen de gelegenheid gegeven om tot een schikking te komen. Op 3 juni 2003 heeft gedaagde een gewijzigde beslissing op bezwaar ingediend, waarop appellante heeft gereageerd. De zaak is opnieuw behandeld op 5 juni 2003, maar wederom zijn partijen niet verschenen.

De Raad heeft vastgesteld dat de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 februari 2003 is ingetrokken en dat de overgebleven bezwaren gegrond zijn verklaard. De Raad concludeert dat er geen sprake meer is van een geschil over een besluit van een bestuursorgaan, waardoor het hoger beroep en het beroep tegen het besluit van 4 februari 2003 niet-ontvankelijk zijn. De Raad heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, begroot op € 644,--, en heeft bepaald dat het Uwv het door appellante gestorte griffierecht van € 306,30 vergoedt. De uitspraak is gedaan op 16 juli 2003 door de Centrale Raad van Beroep, met mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. R.C. Schoemaker en mr. G. van der Wiel als leden.

Uitspraak

00/3535 ALGEM
03/3362 ALGEM
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[naam V.O.F.], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekering (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellante heeft mr. F. van Schaik, advocaat te Berkel en Rodenrijs, op bij beroepschrift van 6 juli 2000 (met bijlagen) aangevoerde gronden bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Assen onder dagtekening 30 mei 2000 tussen partijen gegeven uitspraak, waarnaar hier wordt verwezen.
Gedaagde heeft op 29 augustus 2000 een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 21 november 2002, waar appellante is verschenen bij gemachtigde mr. Van Schaik, voornoemd en [naam beherend vennoot], beherend vennoot, terwijl gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. P.G.J. Reurings, werkzaam bij het Uwv.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zijner zitting heeft de Raad besloten de zaak aan te houden en partijen in de gelegenheid te stellen om tot een schikking te komen.
Bij schrijven van 4 februari 2003 heeft gedaagde een - eveneens op 4 februari 2003 gedateerde - gewijzigde beslissing op bezwaar de Raad doen toekomen.
Bij brief van 20 februari 2003 heeft gedaagde, onder inzending van het schikkingsvoorstel alsmede de afwijzingsbrief ten aanzien van dit voorstel, de Raad verzocht om in de zaak te voorzien.
Bij schrijven van 3 juni 2003 heeft gedaagde een eveneens op 3 juni 2003 gedateerde gewijzigde beslissing op bezwaar de Raad doen toekomen, waarop namens appellante gereageerd is bij brief van 3 juni 2003.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 5 juni 2003, waar partijen, zoals schriftelijk aangekondigd, niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Blijkens de in rubriek I van deze uitspraak genoemde beslissing op bezwaar van 3 juni 2003 heeft gedaagde besloten de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 februari 2003 in te trekken, de overgebleven bezwaren alsnog gegrond te verklaren en de overgebleven correctie- en boetenota's volledig kwijt te schelden.
De Raad merkt op dat de administratieve rechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen is geroepen indien - nog - sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Van een geschil over zulk een besluit is in dit geval geen sprake meer.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep alsmede het beroep tegen het besluit van 4 februari 2003 wegens verlies aan belang niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De Raad acht termen aanwezig om gedaagde op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de aan de zijde van appellante gevallen proceskosten, begroot op € 644,-- wegens verleende rechtsbijstand in hoger beroep. Van andere te vergoeden kosten is de Raad niet gebleken.
Gelet op artikel 25, tweede lid van de Beroepswet is de administratieve rechter bevoegd een veroordeling tot vergoeding van het griffierecht uit te spreken in andere gevallen dan die waarin de uitspraak van de rechtbank geheel of gedeeltelijk vernietigd wordt. Zoals hierna uit het dictum zal blijken, acht de Raad in dit geval termen aanwezig om van die bevoegdheid gebruik te maken.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Rechtdoende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 4 februari 2003 niet-ontvankelijk;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellante begroot op € 644,-- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellante gestorte griffierecht ad € 306,30 (f 675,--), vergoedt.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. R.C. Schoemaker en mr. G. van der Wiel als leden, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2003.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) R.E. Lysen.