ECLI:NL:CRVB:2003:AF9893
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake aansprakelijkstelling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekering (Lisv). Gedaagde heeft op 26 januari 2001 een verweerschrift ingediend en op 14 april 2003 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waartegen de appellant heeft gereageerd. De zitting vond plaats op 17 april 2003, maar partijen zijn niet verschenen.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 28 mei 2003 geoordeeld dat gedaagde de eerdere beslissing op bezwaar van 21 april 1998 heeft ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond heeft verklaard. De Raad heeft gedaagde op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 1.027,--. Daarnaast heeft de Raad bepaald dat gedaagde het door appellant gestorte griffierecht van € 102,12 dient te vergoeden. De Raad heeft echter ook vastgesteld dat er geen sprake meer is van een geschil over een besluit van een bestuursorgaan, waardoor het hoger beroep wegens verlies aan belang niet-ontvankelijk is verklaard.
De uitspraak benadrukt de rol van de administratieve rechter in het bestuursrecht en de voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.