ECLI:NL:CRVB:2003:AF9893

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/5802 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake aansprakelijkstelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekering (Lisv). Gedaagde heeft op 26 januari 2001 een verweerschrift ingediend en op 14 april 2003 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waartegen de appellant heeft gereageerd. De zitting vond plaats op 17 april 2003, maar partijen zijn niet verschenen.

De Raad heeft in zijn uitspraak van 28 mei 2003 geoordeeld dat gedaagde de eerdere beslissing op bezwaar van 21 april 1998 heeft ingetrokken en het bezwaar alsnog gegrond heeft verklaard. De Raad heeft gedaagde op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 1.027,--. Daarnaast heeft de Raad bepaald dat gedaagde het door appellant gestorte griffierecht van € 102,12 dient te vergoeden. De Raad heeft echter ook vastgesteld dat er geen sprake meer is van een geschil over een besluit van een bestuursorgaan, waardoor het hoger beroep wegens verlies aan belang niet-ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak benadrukt de rol van de administratieve rechter in het bestuursrecht en de voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

00/5802 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant
en
de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekering (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant heeft mr. S.C. de Lange, werkzaam bij Siekman & Stassen, advocaten en belastingadviseurs te Hoofddorp, op bij aanvullend beroepschrift van 2 januari 2001 aangevoerde gronden, aangevuld bij schrijven van 22 februari 2001(met bijlagen), bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam onder dagtekening
10 oktober 2000 tussen partijen gegeven uitspraak, waarnaar hier wordt verwezen.
Gedaagde heeft op 26 januari 2001 een verweerschrift ingediend. Bij schrijven van 14 april 2003 heeft gedaagde een eveneens op 14 april 2003 gedateerde gewijzigde beslissing op bezwaar de Raad doen toekomen, waarop namens appellant gereageerd is bij brief van 15 april 2003.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 17 april 2003, waar partijen -met voorafgaand schriftelijk bericht- niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Blijkens de in rubriek I van deze uitspraak genoemde beslissing op bezwaar van 14 april 2003 heeft gedaagde besloten de beslissing op bezwaar van 21 april 1998 in te trekken, het bezwaar alsnog gegrond te verklaren en het bedrag van de aansprakelijkstelling volledig te matigen.
De Raad merkt op dat de administratieve rechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen is geroepen indien nog sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Van een geschil over zulk een besluit is in dit geval geen sprake meer.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep wegens verlies aan belang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De Raad acht termen aanwezig om gedaagde op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de aan de zijde van appellant gevallen proceskosten, begroot op € 1.027,-- wegens verleende rechtsbijstand. Van andere te vergoeden kosten is de Raad niet gebleken.
Gelet op artikel 25, tweede lid van de Beroepswet is de administratieve rechter bevoegd een veroordeling tot vergoeding van het griffierecht uit te spreken in andere gevallen dan die waarin de uitspraak van de rechtbank geheel of gedeeltelijk vernietigd wordt. Zoals hierna uit het dictum zal blijken, acht de Raad in dit geval termen aanwezig om van die bevoegdheid gebruik te maken.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Rechtdoende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellant begroot op € 1.027,--;
Bepaalt dat gedaagde het door appellant gestorte griffierecht ad € 102,12 (¦ 225,--), vergoedt.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. R.C. Schoemaker en mr. G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2003.
(get.) B.J. van der Net
(get.) R.E. Lysen