ECLI:NL:CRVB:2003:AF9888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- S.K. Welbedacht
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over gezagsrelatie en ondernemerschap in sociale verzekeringswetten
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2003, staat de vraag centraal of [betrokkene 1] in de periode van 1996 tot 1999 in een gezagsrelatie werkzaam was voor appellante, of dat hij samen met [betrokkene 2] als gelijkwaardig en gezamenlijk ondernemer kan worden beschouwd. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats trad van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellante, vertegenwoordigd door mr. F.T. de Wit, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda van 6 juni 2000. Gedaagde, het Uwv, heeft gereageerd met een verweerschrift en aanvullende gegevens zijn verstrekt door appellante.
Tijdens de zitting op 24 april 2003 is de zaak behandeld, waarbij zowel appellante als gedaagde vertegenwoordigd waren. De Raad heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden in essentie overeenkomen met die van de rechtbank in eerste aanleg. De Raad concludeert dat er geen voldoende duidelijke en uitgekristalliseerde materiële indicaties zijn voor het gezamenlijk drijven van een onderneming. De Raad bevestigt de zienswijze van de rechtbank dat [betrokkene 1] in een gezagsrelatie werkzaam is geweest en dat er geen termen zijn voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, waarbij de Raad benadrukt dat de argumenten van appellante niet overtuigend zijn gebleken om tot een ander oordeel te komen. De Raad wijst erop dat het aandelenbezit en de stemverhouding in de algemene vergadering van aandeelhouders van invloed zijn op de gezagsrelatie, en dat er pas na de periode in geding gelijkwaardig aandelenbezit is gerealiseerd. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Raad, met de griffier aanwezig.