ECLI:NL:CRVB:2003:AF9887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de privaatrechtelijke dienstbetrekking van een nachtreceptionist bij een hotel
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2003, staat de vraag centraal of appellant 2, werkzaam als nachtreceptionist/-portier bij appellant 1, in een privaatrechtelijke dienstbetrekking was zoals bedoeld in de sociale werknemersverzekeringswetten. De gedingen zijn ontstaan na een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 19 april 1999, waarin werd bepaald dat appellant 2 tot 1 januari 1999 in een dergelijke dienstbetrekking werkzaam was. Dit besluit werd door de rechtbank 's-Gravenhage ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het werk van appellant 2 als nachtreceptionist was contractueel vastgelegd en vereiste specifieke vaardigheden en verantwoordelijkheden. De Raad concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn voor het bestaan van een persoonlijke arbeidsverplichting en werkgeversgezag ten tijde in geding. De omstandigheden waaronder appellant 2 werkte, waaronder de gestructureerde contractuele afspraken en de noodzaak van continuïteit in de bedrijfsvoering van het hotel, ondersteunen deze conclusie.
De Raad oordeelt dat de verzekeringsplicht van appellant 2 en de premieverschuldigdheid van appellant 1 voor de betrokken periode vaststaat. De argumenten van appellanten over het zelfstandig opereren van appellant 2 en zijn status als ondernemer zijn niet overtuigend genoeg om de eerdere oordelen te weerleggen. De Raad bevestigt dan ook het bestreden besluit van gedaagde en de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder termen aanwezig te achten voor een kostenveroordeling.