ECLI:NL:CRVB:2003:AF7501
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J.G. Treffers
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant onder de WAO en de rol van medische rapporten
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2003, staat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de appellant centraal. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.L. Plokker, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de appellant op 15 tot 25% heeft vastgesteld. Dit besluit is eerder door de rechtbank 's-Gravenhage ongegrond verklaard. De appellant betwist de juistheid van deze vaststelling en stelt dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op belangrijke medische rapporten van psychiater M. Kazemier, die na de hoorzitting zijn opgesteld.
De Raad heeft de argumenten van de appellant en de gedaagde zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelt dat de rapporten van psychiater Kazemier geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid substantieel zouden veranderen. Wel erkent de Raad dat de gedaagde in strijd heeft gehandeld met de regelgeving door deze rapporten niet tijdig aan de appellant te verstrekken. Echter, omdat de appellant in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep de gelegenheid heeft gehad om op deze rapporten te reageren, is hij niet in zijn processuele belangen benadeeld. De Raad past daarom artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht toe, wat betekent dat het formele gebrek niet leidt tot vernietiging van het besluit.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de vastgestelde arbeidsongeschiktheid van de appellant in rechte stand kan houden. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om de kosten van de procedure te vergoeden, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is daarmee definitief en de appellant blijft met de vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% zitten.