Uitspraak
ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
MOTIVERING
BESLISSING
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1942, verzocht om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogs-slachtoffers 1940-1945. Eiser heeft gezondheidsklachten die hij toeschrijft aan zijn ervaringen tijdens de Japanse bezetting en de Bersiapperiode in het voormalige Nederlands-Indië. Verweerster, de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, heeft het verzoek van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Peperkamp van DAS Rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 21 februari 2003, waarbij eiser niet aanwezig was. Verweerster heeft de afwijzing van het verzoek gehandhaafd, omdat niet is komen vast te staan dat eiser direct betrokken was bij bombardementen op Semarang of getuige was van de moord op de gebroeders [naam broeders]. De Raad heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn aanwezigheid bij de moord en de bedreigingen door pemoeda’s, niet overtuigend geacht. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de claims van eiser en dat de afwijzing door verweerster terecht was.
De Raad heeft beslist dat het beroep van eiser ongegrond is en heeft geen termen gezien om verweerster te veroordelen in de proceskosten van eiser. De uitspraak is gedaan op 4 april 2003 door de Centrale Raad van Beroep, met W.D.M. van Diepenbeek als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en G.J.H. Doornewaard als leden.