ECLI:NL:CRVB:2002:BB7591
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- N.E. Nijdam
- H. Bolt
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Toetsing van vakinhoudelijke adviezen door bestuursorganen in het kader van de AAW
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv om geen uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toe te kennen aan de gedaagde, vernietigd. Het Uwv had in 1998 geweigerd om gedaagde een uitkering toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 25% was. De rechtbank oordeelde dat er een fundamenteel gebrek kleefde aan de totstandkoming van het besluit van het Uwv, omdat het Uwv onvoldoende had gecontroleerd of de adviezen van derden, in dit geval ZVN Advies N.V., op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen.
In hoger beroep heeft het Uwv de juistheid van het oordeel van de rechtbank betwist. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank te vergaande eisen heeft gesteld aan de toetsing van de adviezen door het bestuursorgaan. De Raad stelt dat het bestuursorgaan niet in elk geval een verzekeringsarts of arbeidsdeskundige hoeft in te schakelen om de adviezen te controleren, maar dat het wel moet zorgen voor een zorgvuldige afweging van de adviezen. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Zwolle voor een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Tevens wordt het Uwv voorwaardelijk veroordeeld in de proceskosten van gedaagde in hoger beroep, tot een bedrag van € 322,-. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuursorganen bij het toetsen van adviezen en de zorgvuldigheid die daarbij in acht genomen moet worden.