ECLI:NL:CRVB:2002:AF8103
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- H. Bolt
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die de herziening van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft doorgevoerd. Appellant, die zich op 22 oktober 1992 ziek meldde wegens psychische klachten, ontving aanvankelijk een uitkering die was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, na een herbeoordeling op 11 februari 1999 werd deze herzien naar een mate van 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellant tegen deze herziening ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de medische onderzoeken die aan de herziening ten grondslag lagen, zorgvuldig zijn uitgevoerd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de medische beperkingen van appellant te betwisten. Appellant stelde dat hem ten onrechte de mogelijkheid werd onthouden om terug te keren naar zijn oude functie in aangepaste vorm, maar de Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet in de weg stond van zijn recht op vrije keuze van arbeid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de beslissing van het Uwv te herzien.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J. Janssen, en de andere leden mr. H. Bolt en mr. J.Th. Wolleswinkel. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 april 2002. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellant.