ECLI:NL:CRVB:2002:AF2353

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/4823 AAW/WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • B. van Wagtendonk
  • M. Vlasblom
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij het hoger beroep van de opposant niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De opposant, vertegenwoordigd door J.P. van Woerkom, had een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de voorzieningenrechter was vernietigd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de privacy van de aanvrager, zoals vastgelegd in artikel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet in het geding is wanneer het gaat om de veiligheid van een derde. De voorzieningenrechter had dit aspect miskend, aangezien de vreemdeling de naam van een derde niet wilde noemen ter bescherming van diens veiligheid. De Raad stelt vast dat de vertrouwelijke gegevens die door de asielzoeker zijn verstrekt, geheim gehouden moeten worden op basis van artikel 2:5 van de Awb. De Raad oordeelt dat het verzet gegrond is, omdat het dossier in het ongerede is geraakt en het tijdsverloop het onderzoek naar de tijdige betaling van het griffierecht bemoeilijkt. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
98/4823 AAW/WAO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Spanje, opposant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoerings-organisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder geopposeerde tevens verstaan het Lisv dan wel de rechtsvoorganger, zijnde in dit geval het bestuur van de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid.
Namens opposant heeft J.P. van Woerkom, werkzaam als algemeen secretaris bij de Union Iberica te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank ´s-Gravenhage op 20 mei 1998 tussen partijen gegeven uitspraak
Bij uitspraak van 27 augustus 1999 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposant het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan.
Tegen deze uitspraak is door voornoemde gemachtigde verzet gedaan.
Gelet op het hierna onder II overwogene heeft de Raad het niet nodig geacht opposant over het verzet te horen.
II. MOTIVERING
Nu het dossier bij de Raad in het ongerede is geraakt en, mede gelet op het tijdsverloop, onderzoek omtrent de tijdige betaling van het griffierecht naar verwachting weinig resultaat zal opleveren, dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Awb gegrond te worden verklaard. Gegeven het bepaalde in het zevende lid van laatstbedoeld artikel vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr. T.L. de Vries als voorzitter in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 december 2002.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) J.J.B. van der Putten.
RG