ECLI:NL:CRVB:2002:AE6850
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- C.W.J. Schoor
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanspraak op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak gaat het om de aanspraak op kinderbijslag van appellant, die door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) is ontzegd voor zijn zoon over het tweede kwartaal van 1999. De SVB heeft op 3 juni 1999 besloten dat de zoon van appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor kinderbijslag zoals vastgelegd in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Dit besluit werd in een beslissing op bezwaar op 28 oktober 1999 bevestigd, waarna appellant in beroep ging bij de rechtbank Utrecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond op 15 augustus 2000, waarna appellant hoger beroep aantekende bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 19 juni 2002 werd de zaak behandeld. Appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.Th. Hummels, voerde aan dat het A&O/TnO programma dat zijn zoon volgde, als noodzakelijke voorbereiding op MBO-onderwijs moest worden beschouwd en derhalve als onderwijs in de zin van de AKW. De SVB, vertegenwoordigd door mr. N. Zuidersma-Hovers, betwistte dit. De Raad oordeelde dat de zoon van appellant niet voldeed aan de eis van artikel 7, tweede lid, sub a van de AKW, die stelt dat het kind overdag lessen of stages moet volgen gedurende gemiddeld tenminste 213 klokuren per kwartaal.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het TnO-programma niet gericht was op het behalen van een diploma en niet als onderwijs in de zin van de AKW kon worden aangemerkt. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2002.