ECLI:NL:CRVB:2002:AD9264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- A.W.E. de Rooij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem inzake hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.W.G.J. IJsseldijk, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, dat op 21 juli 1998 een bezwaarschrift van appellante tegen een eerder besluit van 23 september 1996 ongegrond heeft verklaard. De rechtbank had in haar uitspraak van 3 november 1999 geoordeeld dat gedaagde voldoende had voldaan aan de hoorplicht zoals neergelegd in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 november 2001, waarbij gedaagde niet vertegenwoordigd was. Appellante heeft aangevoerd dat gedaagde de hoorplicht niet in acht heeft genomen, omdat haar gemachtigde te laat was op de hoorzitting van 22 juni 1998. De Raad overweegt dat, hoewel de gemachtigde niet op tijd aanwezig was, appellante zelf ook de mogelijkheid had om haar bezwaarschrift toe te lichten, maar daarvan heeft afgezien. De Raad concludeert dat gedaagde voldoende gelegenheid heeft geboden om te worden gehoord en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de hoorplicht niet is geschonden.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 8 januari 2002, waarbij de betrokken rechters J.M.A. van der Kolk-Severijns en griffier A.W.E. de Rooij aanwezig waren.