ECLI:NL:CRVB:2001:ZB9237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. Haverkamp
- M. van Moorst
- T.L. de Vries
- W.M. Levelt-Overmars
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van kinderbijslag voor kinderen uit een niet-huwelijkse relatie
In deze zaak gaat het om de toekenning van kinderbijslag aan appellante, die een aanvraag indiende voor twee kinderen die in de Dominicaanse Republiek wonen. De Sociale Verzekeringsbank had eerder de aanvraag afgewezen, omdat de kinderen niet als eigen kinderen van de echtgenoot van appellante konden worden aangemerkt. De rechtbank te Rotterdam verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond. Appellante stelde dat de kinderen van haar echtgenoot als eigen kinderen in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) moesten worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de kinderen volgens het recht van de Dominicaanse Republiek niet gelijk te stellen was met de vereisten van het Nederlandse recht, waardoor de kinderen niet als eigen kinderen konden worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat er geen recht op kinderbijslag bestond.
In hoger beroep herhaalde de gemachtigde van appellante de eerder aangevoerde argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de erkenning van de kinderen volgens Dominicaans recht niet voldeed aan de Nederlandse vereisten. Ook het beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat bescherming van het familieleven waarborgt, werd door de Raad verworpen. De Raad concludeerde dat de belangen van de kinderen en de eisen van de AKW niet in overeenstemming waren, en dat er geen termen waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 april 2001.