ECLI:NL:CRVB:2001:BC1592

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
99/5113 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.G. Treffers
  • Ch. de Vrey
  • J.M.A. van der Kolk-Severijns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding voortvloeiend uit voorschotverlening bijstandsverlening

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, die op 27 augustus 1999 werd gedaan. Het geschil betreft de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse, naar aanleiding van voorschotten die aan appellant zijn verstrekt in het kader van de Algemene bijstandswet (Abw). Appellant had op 6 februari 1997 een aanvraag om uitkering ingediend en ontving in februari 1997 meerdere voorschotten. Door betalingsmoeilijkheden die appellant begin 1997 ondervond, stelde hij dat de schade, waaronder incassokosten, het gevolg was van een niet adequate voorschotverlening door gedaagde. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn verzoek om schadevergoeding ongegrond, en appellant ging in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 20 februari 2001, waarbij appellant in persoon verscheen en gedaagde vertegenwoordigd was door P. Nieuwenhuizen. De Raad oordeelde dat op basis van artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 74 van de Abw, er geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit tot het verlenen van bijstand bij wijze van voorschot. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees appellant op de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de voorzitter van gedeputeerde staten indien hij meent dat er geen of ontoereikend toepassing is gegeven aan artikel 74 van de Abw. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

99/5113 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant],
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op de in het beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam op 27 augustus 1999 tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Nadien heeft appellant zich nog met een schrijven, met bijlagen, tot de Raad gewend.
Het geding is behandeld ter zitting van 20 februari 2001, waar appellant in persoon is verschenen en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door P. Nieuwenhuizen, werkzaam bij de gemeente Spijkenisse.
II. MOTIVERING
Appellant heeft op 6 februari 1997 bij gedaagde een aanvraag om uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) ingediend.
In het kader van de behandeling van die aanvraag heeft gedaagde aan appellant op 6, 12 en 27 februari 1997 voorschotten verstrekt.
Appellant is begin 1997 in betalingsmoeilijkheden komen te verkeren en stelt zich op het standpunt dat de daaruit voortvloeiende schade - met name incassokosten - het gevolg is van een niet adequate voorschotverlening door gedaagde. Hij heeft gedaagde daarvoor aansprakelijk gesteld en verzocht hem die schade te vergoeden.
Gedaagde heeft bij zijn besluit van 5 januari 1998 afwijzend op dat verzoek gereageerd en voorts - voorzover nog van belang - bij zijn op bezwaar genomen besluit van 18 augustus 1998 de bezwaren van appellant niet-ontvankelijk verklaard in zoverre deze zich richtten tegen de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de schade voortgevloeid uit de voorschotverlening door gedaagde.
De rechtbank heeft het beroep van appellant dat zich richtte tegen die niet-ontvankelijkverklaring beperkt tot de wijze van bevoorschotting, ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen die beslissing van de rechtbank gekeerd.
De Raad kan zich geheel verenigen met het in de aangevallen uitspraak vervatte oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen welke hij tot de zijne maakt. Met name is ook de Raad van oordeel dat op grond van artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met onderdeel F van de Bijlage bij die wet geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit tot het verlenen van bijstand bij wijze van voorschot als geregeld in artikel 74 van de Abw. Gezien artikel 7:1, eerste lid, van de Awb staat tegen een dergelijk besluit ook het rechtsmiddel van bezwaar niet open.
Derhalve dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
Met het oog op appellants grief dat hij, ten gevolge van het ontbreken van een in zijn ogen behoorlijke rechtsgang, in de kou komt te staan, wijst de Raad appellant op de in artikel 140, eerste lid, van de Abw gegeven voorziening om zich ingeval geen of ontoereikend toepassing is gegeven aan artikel 74 van de Abw met een verzoek ter zake tot de voorzitter van gedeputeerde staten te wenden.
De Raad die, ten slotte, geen termen aanwezig acht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr J.G. Treffers als voorzitter en mr Ch. de Vrey en mr J.M.A. van der Kolk-Severijns als leden, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 april 2001.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) B.M. Biever-van Leeuwen.
JdB