ECLI:NL:CRVB:2001:BB5184
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- H. Bolt
- J. Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen intrekking WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, die op 24 maart 2000 werd gedaan. De zaak betreft de intrekking van de WAO-uitkering van appellante door het Landelijk instituut sociale verzekeringen, met ingang van 1 juli 1973. Appellante heeft in 1999 verzocht om herziening van de eerdere beschikking van 23 oktober 1973, maar de rechtbank heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om herziening volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 februari 2001, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar echtgenoot en gedaagde door mr. W.M.J. Evers van Gak Nederland B.V.
De Raad overweegt dat de uitspraak van de rechtbank niet valt onder de uitspraken waarvoor hoger beroep mogelijk is volgens de Awb. De Raad stelt vast dat de uitspraak van de rechtbank een beslissing betreft die niet kan worden aangevochten in hoger beroep, zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet. Hierdoor verklaart de Raad zich onbevoegd om het hoger beroep te beoordelen. De Raad merkt op dat er in uitzonderlijke gevallen bijzondere omstandigheden kunnen zijn die een hoger beroep toch ontvankelijk maken, maar in dit geval zijn dergelijke omstandigheden niet aangetoond.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter, met mr. H. Bolt en mr. J. Th. Wolleswinkel als leden, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2001. De griffier van de zitting was mr. P.E. Broekman. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten.