ECLI:NL:CRVB:2001:AE8542
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vraag of werknemer in privaatrechtelijke dienstbetrekking stond tot gedaagde
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Breda. De zaak betreft de vraag of een werknemer, hier aangeduid als [werknemer], in de jaren 1991 en 1992 in een privaatrechtelijke dienstbetrekking stond tot gedaagde, een bedrijf dat zich bezighoudt met het monteren van reclame en prijszuilen voor tankstations. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 7 december 2000, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door mr. R.P. Bourne en gedaagde door mr. H.A. Meindersma en de directeur van gedaagde.
De Raad heeft vastgesteld dat [werknemer] zijn werkzaamheden uitvoerde in samenwerking met een chauffeur van gedaagde en gebruik maakte van een vrachtauto van gedaagde. Appellant stelde dat [werknemer] onder gezag van gedaagde stond, terwijl gedaagde betoogde dat de specialistische kennis van [werknemer] en de fysieke afstand het onmogelijk maakten om toezicht uit te oefenen. De Raad oordeelde dat de werkzaamheden van [werknemer] niet in de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep werden verricht, en dat er wel degelijk sprake was van een gezagsrelatie.
De Raad concludeerde dat aan alle eisen voor een arbeidsovereenkomst en verzekeringsplicht op basis van de relevante wetten werd voldaan. Het hoger beroep van het Lisv werd gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De Raad achtte geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 januari 2001.