ECLI:NL:CRVB:2001:AE7894
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- H.R. Geerling-Brouwer
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvraag voor autokostenvergoeding op basis van rijbevoegdheid en medische noodzaak
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een autokostenvergoeding door de Centrale Raad van Beroep. Eiser, erkend als burgeroorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit, had een aanvraag ingediend voor de vergoeding van de kosten van een auto. De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, had deze aanvraag afgewezen op grond van het feit dat eiser niet in het bezit was van een rijbewijs, terwijl de gevraagde voorziening strikt persoonsgebonden is. Eiser had eerder al een uitkering en bijzondere voorzieningen ontvangen, maar de afwijzing van de autokostenvergoeding werd als onredelijk betwist, vooral omdat verweerster eerder had gesteld dat eiser om medische redenen geen gebruik kon maken van een taxi.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De Raad benadrukte dat de artikelen 32 en 33 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers vereisen dat de voorziening in rechtstreeks verband staat met de ziekten of gebreken van de aanvrager. Aangezien eiser niet de wettelijk vereiste bevoegdheid heeft om een auto te besturen, kon hij geen recht ontlenen aan de Wet voor de vergoeding van de autokosten. De Raad oordeelde dat de verweerster gerechtigd was om de aanvraag af te wijzen, en dat er geen termen aanwezig waren om de kosten van het beroep te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan op 19 juli 2001, waarbij de Raad het beroep van eiser ongegrond verklaarde. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd in het openbaar uitgesproken.