ECLI:NL:CRVB:2001:AD8054

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/5757 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake premiecorrectienota's en autoregeling onder de Coördinatiewet Sociale Verzekering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Landelijk instituut sociale verzekeringen tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De rechtbank had het beroep van [Gedaagdes] B.V. gegrond verklaard en het besluit van het Landelijk instituut vernietigd, waarbij het instituut bezwaren van gedaagde tegen correctienota's van 17 juni 1998 ongegrond had verklaard. De zaak betreft de autoregeling die gedaagde hanteerde voor haar personeel over de jaren 1993 tot en met 1997. De werknemers konden lease-auto's kopen tegen een gereduceerde prijs, maar de vraag was of deze korting en een jaarlijkse uitkering van f. 500,-- als loon moesten worden aangemerkt onder de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de korting op de handelsprijs terecht tot het premieloon is gerekend, en dat de jaarlijkse uitkering ook als loon moet worden aangemerkt. De Raad heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad heeft geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding is toegekend aan gedaagde. De uitspraak is gedaan op 22 november 2001, waarbij de Raad heeft vastgesteld dat de eerdere beslissing van de rechtbank niet in stand kan blijven en het inleidend beroep van gedaagde alsnog ongegrond is verklaard.

Uitspraak

99/5757 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
het Landelijk instituut sociale verzekeringen, appellant,
en
[Gedaagdes] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 18 augustus 1998 heeft appellant, voor zover in hoger beroep in geschil, gedaagdes bezwaren tegen correctienota's van 17 juni 1998, ter zake van de door gedaagde gehanteerde autoregeling voor haar personeel over de jaren 1993 tot en met 1997 ongegrond verklaard.
De Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch heeft gedaagdes beroep tegen dat besluit bij uitspraak van 27 september 1999 gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd onder bepaling dat appellant een nieuw besluit dient te nemen op de bezwaarschriften van gedaagde met inachtneming van de uitspraak, appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde en gelast dat appellant het door gedaagde gestorte griffierecht vergoedt.
Appellant is op bij aanvullend beroepschrift van 10 januari 2000 aangevoerde gronden van die uitspraak bij de Raad in hoger beroep gekomen.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 11 oktober 2001. Aldaar zijn partijen, zoals tevoren schriftelijk aan de Raad bericht, niet verschenen.
II. MOTIVERING
Gedaagde exploiteert een carrosserieherstelbedrijf en een autobedrijf, waarbij de schadeherstelwerkzaamheden vooral ten behoeve van het moederbedrijf, een autoleasemaatschappij plaatsvinden. De werknemers van gedaagde konden bij de moedermaatschappij teruggekomen lease-auto's kopen tegen de handelsprijs minus f. 500,-- en vanaf 1995 dienden de werknemers de handelsprijs te betalen en betaalde gedaagde eenmaal 's jaars f. 500,-- aan de kopende werknemers uit.
In hoger beroep is tussen partijen uitsluitend in geschil of appellant de korting op de handelsprijs, en na 1 januari 1995 de eenmaal 's jaars betaalde f. 500,-- , terecht tot het premieloon ingevolge de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) heeft gerekend en ter zake premiecorrectienota's heeft opgelegd.
De Raad overweegt inzake de autoregeling zoals die tot 1 januari 1995 gold als volgt.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de CSV dient niet in geld genoten loon in aanmerking te worden genomen naar de waarde welke daaraan in het economisch verkeer kan worden toegekend, met dien verstande dat voor zover de verwerving van het loon het gebruik of verbruik daarvan meebrengt, de waarde op ten hoogste het bedrag van de besparing wordt gesteld. Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de CSV kunnen hieromtrent bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld, hetgeen is geschied bij resolutie van 14 mei 1986 van de Staatssecretaris van Financiën , nr. 286-7275, BNB 1986/213, zoals deze is gewijzigd bij de Resolutie van 19 augustus 1988, nr. DB88-3351, BNB 1988/315.
De Sociale Verzekeringsraad heeft deze regelgeving als richtlijnen voor de toepassing van de sociale werknemersverzekeringen overgenomen bij circulaire van 27 november 1986, nr. 892.
Ingevolge deze richtlijnen is geen sprake van een tot het premieloon behorend voordeel indien aan de werknemer een produkt uit het bedrijf van de werkgever wordt verstrekt tegen een eigen bijdrage in geld, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan.
Primair zal derhalve de vraag moeten worden beantwoord of sprake is van een produkt uit het bedrijf van de werkgever.
De Raad beantwoordt die vraag ontkennend en verwijst hiertoe naar het arrest van de HR van 15 december 1999, BNB 2000/55.
Reeds daarom heeft appellant de korting van f. 500,-- bij aankoop van de auto terecht tot het premieloon gerekend.
Wat betreft de autoregeling per 1 januari 1995 heeft de Raad moeten vaststellen dat geen sprake meer is van een korting op de handelsprijs, maar van de betaling (eens per jaar) van f. 500,-- aan werknemers die een auto van gedaagde kochten.
De Raad is van oordeel dat appellant ook deze betalingen, zijnde loon in geld, terecht tot het premieloon heeft gerekend op grond van artikel 4 van de CSV.
Het vorenstaande brengt mee dat het hoger beroep van appellant slaagt en de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven, terwijl het inleidend beroep van gedaagde alsnog ongegrond dient te worden verklaard.
De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidend beroep alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. R.C. Schoemaker en mr. G. van der Wiel als leden, in tegenwoordigheid van mr. L.H. Vogt als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 november 2001.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) L.H. Vogt.
Tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep ingevolge de Coördinatiewet Sociale Verzekering kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen, maar alleen ter zake van schending of verkeerde toepassing van het bepaalde bij of krachtens een der artikelen 4, 5, 6, 7 en 8 van die wet.
Dit beroep wordt ingesteld door binnen zes weken nadat dit afschrift der uitspraak ter post is bezorgd, een beroepschrift in cassatie aan de Centrale Raad van Beroep in te zenden.
AP