ECLI:NL:CRVB:2001:AD5307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluiten inzake malusopleggingen en terugkomen van rechtens onaantastbare besluiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Productschap [X.] tegen besluiten van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (gedaagde) die betrekking hebben op malusopleggingen. De malusopleggingen zijn opgelegd op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet afschaffing malus en bevordering reïntegratie. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 27 september 2001 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de centrale vraag was of gedaagde gehouden was om terug te komen van eerder genomen besluiten die inmiddels rechtens onaantastbaar waren geworden.
De Raad heeft vastgesteld dat de besluiten van gedaagde, die de bezwaren van appellant ongegrond verklaarden, niet onterecht waren. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een terugkeer naar de eerdere besluiten rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan in principe niet verplicht is om terug te komen van rechtens onaantastbare besluiten, tenzij er sprake is van ernstige gebreken of nieuwe omstandigheden die niet eerder aan de orde zijn geweest.
De Raad heeft de eerdere uitspraken van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage bevestigd, waarin de beroepen van appellant ongegrond waren verklaard. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen van appellant niet konden slagen en dat de aangevallen uitspraken moesten worden bevestigd. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling werd uitgesproken.
De uitspraak van de Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden schetst waaronder een bestuursorgaan kan worden verplicht om terug te komen van eerder genomen besluiten, en benadrukt dat de mogelijkheid om beroep in te stellen binnen de daarvoor geldende termijnen cruciaal is voor de rechtsbescherming van belanghebbenden.