ECLI:NL:CRVB:2001:AD3464

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/1208 AW t/m 99/1213 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van de functie van Operationeel Sluismeester en bezoldiging onder het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984

In deze zaak hebben zes appellanten hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg, die hun eerdere beroepen tegen besluiten van de Minister van Verkeer en Waterstaat ongegrond had verklaard. De appellanten, werkzaam als Operationeel Sluismeester, waren het niet eens met de waardering van hun functie, die was ingedeeld in hoofdgroep III, niveaugroep c, met salarisschaal 7 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA 1984). Ze stelden dat hun functie in hoofdgroep III, niveaugroep d, ingedeeld had moeten worden, wat correspondeert met salarisschaal 8 van het BBRA 1984. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 10 mei 2001, waar de appellanten en hun gemachtigde aanwezig waren, terwijl de gedaagde werd vertegenwoordigd door P.H. Moonen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Raad overwoog dat de waardering van de functie van appellanten niet deugde, omdat de gedaagde geen onderbouwing had gegeven voor de toegepaste waardering. De Raad stelde vast dat de gegevens die ten grondslag lagen aan de waardering niet waren overgelegd, waardoor zowel de appellanten als de beroepsrechter niet in staat waren om de motivering van de gedaagde te controleren. Bovendien was er een discrepantie tussen de salarisschalen van de appellanten en die van andere Operationeel Sluismeesters, die al eerder waren bevorderd naar salarisschaal 8. Dit leidde de Raad tot de conclusie dat de bestreden besluiten en de aangevallen uitspraak vernietigd moesten worden.

De Raad bepaalde dat de Minister van Verkeer en Waterstaat opnieuw moest beslissen op de bezwaren van de appellanten, met inachtneming van de uitspraak van de Raad. Tevens werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door de appellanten betaalde griffierecht diende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 juni 2001.

Uitspraak

99/1208 AW, 99/1209 AW, 99/1210 AW,
99/1211 AW, 99/1212 AW en 99/1213 AW
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[A.], wonende te [B.], appellant 1,
[C.], wonende te [D.], appellant 2,
[E.], wonende te [F.], appellant 3,
[G.], wonende te [F.], appellant 4,
[H.], wonende te [B.], appellant 5,
[I.], wonende te [J.], appellant 6,
en
de Minister van Verkeer en Waterstaat, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Appellanten hebben op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg van 21 januari 1999, nrs. Awb 97/1071 tot en met Awb 97/1077, voor zover deze uitspraak op hen betrekking had.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
De gedingen zijn behandeld ter zitting van 10 mei 2001, waar appellanten [A.], [E.], [G.] en [H.] in persoon zijn verschenen. Appellant [G.] is tevens verschenen als gemachtigde van appellanten [C.] en [I.]. Gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door P.H. Moonen, werkzaam bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
II. MOTIVERING
2.1. Na een reorganisatie zijn appellanten sinds 1 januari 1993 werkzaam in de functie van Operationeel Sluismeester (OSM) van het sluizencomplex [D.] bij de [X.] van de directie [Y.] van Rijkswaterstaat. Bij brieven van 8 juni 1995 is appellanten medegedeeld dat de hun opgedragen functie voorlopig werd ingedeeld in hoofdgroep III, niveaugroep c, waaraan salarisschaal 7 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA 1984) was verbonden. Nadat appellanten tegen deze voorgenomen waardering hun bedenkingen hadden geuit, heeft gedaagde bij besluit van 3 maart 1997 definitief besloten de waardering van de functie van appellanten per 1 januari 1993 vast te stellen op hoofdgroep III, niveaugroep c, corresponderend met salarisschaal 7 van het BBRA 1984. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen die besluiten. Bij de in geding zijnde besluiten van 12 november 1997 heeft gedaagde deze bezwaren, onder overneming van het terzake door de Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering (CABF) uitgebrachte advies, ongegrond verklaard.
2.2. De rechtbank heeft de door appellanten tegen deze besluiten ingestelde beroepen bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
2.3. Appellanten kunnen zich niet verenigen met de uitkomst van de waardering van hun functie en stellen zich - samengevat - op het standpunt dat hun functie ingedeeld had moeten worden in hoofdgroep III, niveaugroep d, welke waardering correspondeert met salarisschaal 8 van het BBRA 1984. Zij hebben daarbij onder meer gewezen op het feit dat de Operationeel Sluismeesters te [Z.], welk sluizencomplex volgens het Rapport objectenpersoneel 1986 tezamen met dat van [D.] als enige behoort tot de zogenaamde A-categorie, reeds in 1991 zijn bevorderd naar salarisschaal 8 van het BBRA 1984.
2.4. De Raad overweegt het volgende.
2.5. Blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft gedaagde de appellanten opgedragen functie gewaardeerd met toepassing van het bij besluit van 13 juni 1994 (Stb. 1994, 452) gewijzigde artikel 5 van het BBRA 1984 en het daarop gebaseerde nieuwe functiewaarderingssysteem FUWASYS. Gelet op de bij dit besluit gegeven regels van overgangsrecht, in het bijzonder artikel III, tweede lid, acht de Raad dit niet onjuist.
2.6. Blijkens de nota van toelichting bij genoemd wijzigingsbesluit wordt in het functiewaarderingssysteem FUWASYS de zwaarte van een functie bepaald aan de hand van een normeringstelsel. Dit normeringstelsel bestaat enerzijds uit een meetsysteem (14 kenmerken - elk in 5 niveaus van oplopende zwaarte beschreven - met conversieformule) en anderzijds uit voorbeeldmateriaal in de vorm van algemene karakteristieken, reeksen, normfuncties of enigerlei andere vorm van voorbeeldmateriaal. Bij het waarderen van een functie wordt voor elk van de kenmerken de score (te weten 1, 2, 3, 4 of 5) bepaald. Het daaruit resulterende scoreprofiel leidt naar het kenbaar maken van de zwaarte van de functie. Aan de hand van het in het systeem opgenomen voorbeeldmateriaal kunnen de resultaten worden geverifieerd, toegelicht en verduidelijkt.
2.7. De Raad heeft moeten vaststellen dat, zoals de gemachtigde van gedaagde ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, het aan de bestreden waardering ten grondslag liggende scoreprofiel en voorbeeldmateriaal niet in geding zijn gebracht. Appellanten hebben ter zitting verklaard dat ook zij deze gegevens nimmer van gedaagde hebben ontvangen. Aldus zijn zowel appellanten als de beroepsrechter verstoken gebleven van gedaagdes onderbouwing van het waarderingsresultaat. Bovendien heeft gedaagde niet gemotiveerd waarom de functie van appellanten per 1 januari 1993 werd bezoldigd naar salarisschaal 7 van het BBRA 1984 terwijl de Operationeel Sluismeesters te [Z.] reeds vanaf 1991 werden bezoldigd naar salarisschaal 8 van het BBRA 1984. De Raad ziet hierin aanleiding om de bestreden besluiten te vernietigen wegens het ontbreken van een deugdelijke motivering. Hetzelfde geldt voor de aangevallen uitspraak, waarbij die besluiten in stand zijn gelaten. Gedaagde zal, met inachtneming van 's Raads uitspraak, opnieuw moeten beslissen op de bezwaren van appellanten.
2.8. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Beroepswet, stelt de Raad tenslotte vast dat het door appellanten zowel in eerste aanleg (6 maal f 210,-) als in hoger beroep (1 maal f 340,-) betaalde griffierecht dient te worden vergoed zoals in rubriek III is bepaald. Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart de primaire beroepen tegen de bestreden besluiten alsnog gegrond;
Vernietigt de bestreden besluiten;
Bepaalt dat gedaagde, met inachtneming van 's Raads uitspraak, opnieuw beslist op de bezwaren van appellanten;
Bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan appellanten het door hen in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht (van in totaal f 1.600,-) vergoedt.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. G.P.A.M. Garvelink-Jonkers en mr. A. Beuker-Tilstra als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Okyay-Bloem als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2001.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) P.M. Okyay-Bloem.
HD
29.05
Q