ECLI:NL:CRVB:2001:AB2617
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Vergelijkbaarheid van uitkeringen voor militairen bij functioneel leeftijdsontslag en de toepassing van franchise bij inkomsten uit arbeid
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2001, staat de vraag centraal of de uitkering voor militairen ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen (UGM) bij functioneel leeftijdsontslag vergelijkbaar is met uitkeringen ingevolge de Ziektewet (ZW) of Werkloosheidswet (WW). Eiser, een burger-oorlogsslachtoffer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarin werd bepaald dat zijn uitkering ingevolge de UGM volledig in mindering zou komen op zijn periodieke uitkering. Eiser stelde dat er een franchise van 20% zou moeten gelden, vergelijkbaar met de ZW en WW.
De Raad heeft de zaak op 15 maart 2001 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerster vertegenwoordigd werd door mr. A.M. Krol. De Raad oordeelde dat de uitkering ingevolge de UGM niet kan worden aangemerkt als een vergelijkbare uitkering in de zin van de Wet, omdat de UGM een andere doelstelling heeft dan de ZW en WW. De Raad concludeerde dat de uitkering van eiser niet onder de vergelijkbaarheid valt die eiser voorstond, en dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit.
De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de specifieke wetgeving en de doelstellingen van de verschillende uitkeringen, en bevestigt dat de UGM niet bedoeld is als een tijdelijke voorziening voor inkomensverlies, maar als een financiële regeling voor militairen na functioneel leeftijdsontslag.