ECLI:NL:CRVB:2001:AB2195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. Haverkamp
- F.P. Zwart
- T.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Toekenning nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet
In deze zaak gaat het om de toekenning van een nabestaandenuitkering aan appellante, die gehuwd was met [C.], die in 1997 is overleden. Appellante had in juni 1997 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw). De Sociale Verzekeringsbank, gedaagde in deze procedure, heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet als nabestaande in de zin van de Anw werd aangemerkt. Dit besluit werd na bezwaar en beroep door de Arrondissementsrechtbank te Maastricht bevestigd op 15 juli 1999.
Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.J.A. Raets, heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 maart 2001 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij betwistte dat haar gewezen echtgenoot niet verplicht was om haar levensonderhoud te verschaffen. Gedaagde heeft in zijn verweerschrift volhard in de afwijzing van de aanvraag, met de stelling dat de gewezen echtgenoot van appellante niet verplicht was tot het betalen van alimentatie, zoals vastgelegd in het echtscheidingsconvenant.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 2 mei 2001 geoordeeld dat appellante niet als nabestaande kan worden aangemerkt volgens de relevante artikelen van de Anw. De Raad concludeert dat de overeengekomen betalingen in het echtscheidingsconvenant niet kunnen worden aangemerkt als alimentatie, en dat de gewezen echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verplicht was om levensonderhoud te verschaffen. De Raad bevestigt daarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.