Voor de in dit geding van belang zijnde feiten verwijst de Raad in de eerste plaats naar de, door partijen niet betwiste, weergave van de feiten in rubriek II. A. van de aangevallen uitspraak - waarin voor "eiser" moet worden gelezen: gedaagde, en voor "verweerder": appellant -, luidend:
" Eiser is op 1 november 1985 in dienst getreden bij de [X.], de rechtsvoorganger van verweerder, als Hoofd Administratief [Y.], waarbij hij is ingeschaald in schaal A08.
In verband met de verhuizing naar de nieuwbouw in Randwijck is de organisatiestructuur van de afdeling [Y.] veranderd.
Dit heeft ertoe geleid dat de functie van Hoofd administratie ondergebracht is bij het medisch hoofd van de afdeling [Y.], prof. dr. J.M.A. van Engelshoven.
Begin 1983 zijn door het afdelingshoofd problemen gesignaleerd binnen de administratie. Dit heeft aanleiding gegeven tot een efficiency-onderzoek, verricht door de beleidsadviseur hoofd afdeling [Y.]. Op 14 juni 1993 is rapport uitgebracht naar aanleiding van het onderzoek.
Begin 1994 zijn afspraken gemaakt met eiser aangaande de organisatie en leiding van de afdeling administratie [Y.].
Op 23 juni 1994 en 3 oktober 1995 hebben beoordelingsgesprekken met eiser plaatsgevonden. Gedurende de beoordelingsgesprekken is door het afdelingshoofd aan eiser kenbaar gemaakt dat eiser disfunctioneert als hoofd administratie. Middels de brief van 27 september 1995 heeft het afdelingshoofd ook aan de personeelsconsulent een overzicht gegeven van de problemen met betrekking tot het functioneren van eiser.
In het schrijven van 23 oktober 1995 is eiser vervolgens meegedeeld dat verweerder voornemens is hem ingevolge artikel 96, eerste lid aanhef en onder f van het Rechtspositiereglement Academische Ziekenhuizen (RRAZ) per 1 oktober 1996 te ontslaan uit de functie van hoofd administratie [Y.].
Tevens wordt meegedeeld dat eiser vanaf dat moment voorlopig de functie van applicatiebeheerder zal gaan verrichten.
Tegen dit besluit is namens eiser bezwaar gemaakt. het bezwaarschrift is bij besluit van 31 januari 1996 ongegrond verklaard. Tegen dit laatste besluit is geen beroep ingesteld.
Op 10 april 1996, 20 juni 1996 en 31 juni 1996 hebben vervolgens evaluatiegesprekken plaatsgevonden.
Bij besluit van 27 september 1996 is eiser per 1 oktober 1996 op grond van artikel 96, eerste lid aanhef en onder f, van het RRAZ eervol ontslagen uit de functie van hoofd administratie [Y.]. Tegelijkertijd wordt eiser per die datum aangesteld in de functie van applicatiebeheerder afdeling [Y.]. Het salaris wordt daarbij vastgesteld op schaal A07, salarisnummer 10.
Op verzoek van eiser heeft verweerder bij schrijven van 10 december 1996 een nadere onderbouwing gegeven van de salarisinschaling in schaal A07.
Namens eiser is op 5 november 1996 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 september 1996. Op 4 februari 1997 heeft de bezwaarcommissie naar aanleiding van de hoorzitting van dezelfde datum advies uitgebracht. De commissie heeft geadviseerd het besluit van 27 september 1996 in stand te laten met uitzondering van de inschaling in schaal A07. De commissie is van mening dat eiser gehonoreerd dient te blijven in schaal A08.".