ECLI:NL:CRVB:2000:ZB9163
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- L.H. Vogt
- G. van der Wiel
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzekeringsplicht van een (inter)nationaal chauffeur in het kader van de Ziektewet
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, staat de verzekeringsplicht van appellant, een (inter)nationaal chauffeur, centraal. Appellant, die werkzaam was voor de transportonderneming X, had in 1997 via een uitzendbureau 1400 uur gewerkt. In 1998 verzocht hij het Landelijk instituut sociale verzekeringen om een onderzoek naar zijn zelfstandigheid. De instantie concludeerde dat appellant verzekeringsplichtig was, omdat hij werkzaamheden verrichtte in het kader van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
De Raad heeft de zaak op 16 november 2000 behandeld, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn gemachtigde C.P.J. Meys. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn werkzaamheden persoonlijk diende te verrichten en dat hij per uur werd betaald, wat wijst op een loonbetalingsverplichting. Bovendien was appellant tot november 1998 niet in het bezit van de vereiste vergunningen voor zelfstandig vervoer, waardoor hij afhankelijk was van de vergunningen van X. Dit wijst op een gezagsverhouding, ondanks dat de aard van de werkzaamheden niet altijd een manifest gezag impliceert.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat appellant zijn werkzaamheden in een privaatrechtelijke dienstbetrekking heeft verricht. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 december 2000.