ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8700
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- R.E. Lysen
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boete opgelegd door het Landelijk instituut sociale verzekeringen voor niet tijdig indienen van jaaropgave
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De rechtbank had de opgelegde boete van f 20.195,-- voor het niet tijdig indienen van de jaaropgave over 1993, die als derde verzuim was geregistreerd, verlaagd naar f 1.000,--. Het Lisv was van mening dat deze boete te laag was en dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met de ernst van het verzuim. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft de zaak behandeld en de feiten en omstandigheden rondom het verzuim in overweging genomen. De Raad oordeelde dat de opgelegde boete van f 20.195,-- in strijd was met het evenredigheidsbeginsel, omdat er geen premienadeel was geleden door het Lisv. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank dat de boete verlaagd moest worden, maar stelde de hoogte van de boete vast op f 3.169,--, wat volgens de Raad meer in overeenstemming was met de ernst van het verzuim. Tevens oordeelde de Raad dat de rechtbank ten onrechte proceskosten had toegewezen aan de gedaagden, aangezien A niet als derde kan worden aangemerkt die rechtsbijstand verleent. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak voor wat betreft de hoogte van de boete en de proceskostenveroordeling, maar bevestigde de uitspraak voor het overige. De Raad legde een recht van f 675,-- op aan het Lisv.