ECLI:NL:CRVB:2000:BJ5161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- A. Beuker-Tilstra
- Rechtspraak.nl
Overplaatsing van een ambtenaar wegens plichtsverzuim en de beoordeling van disciplinaire maatregelen
In deze zaak gaat het om de overplaatsing van een appellant, werkzaam als conciërge aan een openbare school, wegens plichtsverzuim. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de disciplinaire maatregel van overplaatsing, die was opgelegd door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda. De Raad oordeelt dat de appellant zich bij meerdere gelegenheden op een zodanige wijze heeft geuit dat de directie en gedaagde tot het oordeel hebben kunnen komen dat de grens van het toelaatbare was overschreden. De appellant betwistte de juistheid van de zienswijze van de rector en voerde aan dat zijn gedrag niet alleen vanuit werkdruk moest worden beoordeeld, maar ook in relatie tot de rector. Hij stelde dat er onvoldoende overleg was en dat hij belachelijk was gemaakt door de rector.
De Raad overweegt dat de opgelegde straf van overplaatsing, de op één na lichtste straf volgens het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. De Raad wijst erop dat de appellant met behoud van bezoldiging is overgeplaatst naar een gelijkwaardige functie en dat hij is geplaatst bij de HAVO/VWO-afdeling van de school, wat overeenkwam met zijn voorkeur. De Raad verwerpt ook de stelling van de appellant dat er met twee maten wordt gemeten, omdat de gedragingen van de leraren zich binnen de school en buiten aanwezigheid van derden hebben afgespeeld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, omdat er geen aanleiding is gevonden om het bestreden besluit in rechte onhoudbaar te achten. De Raad concludeert dat de gedaagde bevoegd was om de disciplinaire maatregel op te leggen en dat de appellant niet in zijn gelijk is gesteld. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 6 januari 2000.