ECLI:NL:CRVB:2000:AE8520

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96/3611 ABW, 96/3693 ABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.G. Kasdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet ondertekend beroepschrift

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. Het beroepschrift, ingediend op 9 april 1996, was echter niet ondertekend, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft appellante de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar zij heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Hierdoor heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van P.N. Rijnsewijn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 mei 1997. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
96/3611 ABW
96/3693 ABW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de gedingen tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante
en
de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente
's-Gravenhage, gedaagde.
I. INLEIDING
Bij beroepschrift van 9 april 1996, ingediend bij de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 11 april 1996, en bij de Raad binnengekomen op 19 april 1996, heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een door de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 25 oktober 1995 tussen partijen gegeven uitspraak.
II. MOTIVERING
In artikel 6:5, eerste lid, aanhef, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift dient te zijn ondertekend. Deze bepaling is ingevolge artikel 6:24, eerste lid, van de Awb in hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
Het ingediende beroepschrift is echter niet ondertekend.
Bij schrijven van 25 juni 1996 is appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Zij heeft deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan.
Bij schrijven van 26 juli 1996 is aan appellante nogmaals de gelegenheid geboden het beroepschrift te ondertekenen. Daarbij is een termijn van twee weken gesteld en is erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep kan leiden.
Appellante heeft ook deze termijn ongebruikt laten voorbijgaan.
Nu niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging zouden kunnen vormen voor dit verzuim, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr C.G. Kasdorp in tegenwoordigheid van P.N. Rijnsewijn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 mei 1997.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) P.N. Rijnsewijn.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
0705/215
PR/AS