ECLI:NL:CRVB:2000:AE7876
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van niet-nakoming Duitse verplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2000 uitspraak gedaan in het geding tussen een eiser, wonende te 's-Gravenhage, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De eiser had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag was eerder afgewezen, omdat de verweerster oordeelde dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor erkenning. De eiser, vertegenwoordigd door D.S.Y. Karssen, stelde dat hij in de jaren 1941 en 1942 bedreigingen en mishandelingen had ondergaan van de Duitse bezettende macht, omdat hij weigerde deel te nemen aan de Hitlerjugend. De Raad had eerder een besluit van de verweerster vernietigd, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.
In de huidige uitspraak heeft de Raad vastgesteld dat de verweerster voldoende uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak en dat het bestreden besluit nu wel degelijk gemotiveerd is. De Raad concludeert dat de maatregelen tegen de eiser voortvloeiden uit zijn weigering om te voldoen aan verplichtingen die aan hem als Duitse jongen waren opgelegd. De Raad onderschrijft het standpunt van de verweerster dat de onderhavige maatregelen niet zijn genomen in de hoedanigheid van bezettende macht, en dat de Wet niet voorziet in een anti-hardheidsbepaling voor de situatie van de eiser.
De Raad heeft geoordeeld dat de eiser niet kan worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer, omdat de maatregelen voortvloeiden uit het niet nakomen van verplichtingen die golden voor Duitse onderdanen. De Raad heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden die gelden voor erkenning onder de Wet en de noodzaak van een deugdelijke motivering door de verweerster.