ECLI:NL:CRVB:2000:AA7122
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F.P. Zwart
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vrijstelling van verplichte verzekering en rechtsgevolgen bij toekomstige arbeid
In deze zaak gaat het om de toekenning van een vrijstelling van de verplichte verzekering ingevolge de AOW, Anw, AKW en AAW aan appellant, die in Nederland woont en een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Sociale Verzekeringsbank heeft op 13 december 1996 aan appellant vrijstelling verleend, maar onder de voorwaarde dat hij geen arbeid in Nederland verricht. Appellant is het niet eens met deze voorwaarde en heeft bezwaar aangetekend, wat door de Sociale Verzekeringsbank ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing in stand gelaten, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 juni 2000. De Raad overweegt dat de voorwaarde dat appellant geen arbeid in Nederland verricht van belang is voor de beslissing tot vrijstelling. Echter, de bezwaren van appellant zijn niet gericht tegen de toepassing van deze voorwaarde, maar tegen de mogelijke toekomstige gevolgen van de vrijstelling indien hij in Nederland gaat werken. De Raad concludeert dat het besluit van 13 december 1996 geen rechtsgevolg heeft voor de toekomst, waardoor er geen bezwaar openstond. De Raad verklaart het bezwaar van appellant alsnog niet-ontvankelijk en vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De Raad oordeelt dat de Sociale Verzekeringsbank in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld en dat het griffierecht aan appellant moet worden vergoed. De uitspraak van de Raad is gedaan op 5 juli 2000, waarbij de Raad zelf in de zaak voorziet en de eerdere beslissingen vernietigt.