ECLI:NL:CRVB:2000:5

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2000
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
97/7302 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rugklachten en medisch objectiveerbare aandoeningen onder de Algemene militaire pensioenwet

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, waarin de rechtbank oordeelde over de rugklachten van appellant in het kader van de Algemene militaire pensioenwet. Appellant stelde dat hij recht had op een uitkering op basis van zijn rugklachten, maar de rechtbank oordeelde dat er geen medisch objectiveerbare oorzaak voor deze klachten was vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden die de rechtbank als vaststaand had aangenomen, overgenomen. De Raad concludeerde dat de door appellant gestelde rugklachten niet in aanmerking konden worden genomen, omdat er geen medische basis was voor de klachten. De Raad heeft de rapportages van de orthopedisch chirurg J. de Wael Malefijt en de neuroloog J.L. Hollinger in overweging genomen, evenals de rapportage van revalidatiearts H. Hermse, die ook geen medisch objectiveerbare rugaandoening aangaf. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 9 maart 2000.

Uitspraak

97/7302 MPW + 97/7306 MPW
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Staatssecretaris van Defensie, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Op bij aanvullende beroepschriften, met bijlagen, uiteengezette gronden heeft appellant bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen een tweetal op 1 juli 1997, onder nummers AWB 96/2515 MPWKLA en AWB 96/1572 MPWKLA, gegeven uitspraken van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde zijn verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vervolgens, onder inzending van nadere stukken, over en weer schriftelijk op elkaars standpunten gereageerd.
De gedingen zijn, gevoegd, behandeld ter zitting van de Raad op 27 januari 2000. Daar is appellant in persoon verschenen met bijstand van mr A.J.A.Th.M. van Dommelen, verbonden aan de BNMO, als zijn raadsman. Gedaagde heeft zich, met voorafgaand bericht, niet doen vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De Raad gaat voor zijn oordeelsvorming uit van de feiten en omstandigheden die de rechtbank bij de aangevallen uitspraken als vaststaande heeft aangenomen.
In beide gedingen staat ook in hoger beroep ten gronde ter beantwoording de vraag of gedaagde zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door appellant gestelde rugklachten voor de toepassing van de Algemene militaire pensioenwet al daarom niet in aanmerking kunnen worden genomen, nu voor die klachten geen medisch objectiveerbare oorzaak is gevonden zodat van ziekte of gebrek niet kan worden gesproken.
Evenals de rechtbank bij de aangevallen uitspraken beantwoordt de Raad die vraag bevestigend. De Raad kan de terzake door de rechtbank gehanteerde overwegingen geheel onderschrijven en maakt deze tot de zijne.
Daarbij heeft ook de Raad met name acht geslagen op de resultaten van de ter voorbereiding van de in dezen bestreden besluiten verrichte medische onderzoeken van appellant door de orthopedisch chirurg J. de Wael Malefijt en de neuroloog J.L. Hollinger.
De namens appellant in hoger beroep nog ingezonden rapportage van de revalidatiearts H. Hermse biedt geen grondslag voor een ander oordeel, nu daarin evenmin een medisch objectiveerbare rugaandoening wordt aangegeven.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraken voor bevestiging in aanmerking komen.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus gegeven door mr C.G. Kasdorp als voorzitter en mr G.L.M.J. Stevens en mr H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van mr A.W.E. de Rooij als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2000.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) A.W.E. de Rooij.