ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- W.D.M. van Diepenbeek
- T. Hoogenboom
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellant in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak gaat het om de intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellant, die was aangewezen op werk in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) dat zijn uitkering met ingang van 15 juni 1994 heeft ingetrokken. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Lisv heeft in hoger beroep een nieuw besluit genomen dat de uitkering opnieuw intrekt. De Raad oordeelt dat de intrekking van de uitkering terecht is, omdat appellant niet tijdig heeft gereageerd op de oproep om zich te melden voor werkhervatting. De Raad bevestigt de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat appellant zich had moeten realiseren dat hij zich bij zijn werkgever had moeten melden. De Raad oordeelt dat de intrekking van de uitkering per 15 augustus 1994 rechtmatig is en verklaart het beroep van appellant ongegrond.