ECLI:NL:CRVB:1998:ZF3404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.F.M. Brenninkmeijer
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van besluiten tot malusoplegging in het kader van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 1998 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van besluiten tot malusoplegging door het Lisv en zijn rechtsvoorgangers. De Raad oordeelt dat de besluiten onrechtmatig zijn, omdat er een rechtens onaanvaardbare verscheidenheid is ontstaan in de uitvoering van de malusregeling. Dit is in strijd met de wens van de wetgever om een uniforme uitvoering te waarborgen. De Raad stelt vast dat de verschuldigdheid van een malus afhankelijk is geworden van een groot aantal toevallige factoren, wat leidt tot willekeur in de besluitvorming. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbanken die de besluiten tot malusoplegging hebben vernietigd. De Raad oordeelt dat de besturen van de betrokken bedrijfsverenigingen zich onvoldoende hebben gekweten van hun verantwoordelijkheden en dat de besluiten in strijd zijn met het verbod van willekeur zoals neergelegd in artikel 3:4 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad veroordeelt appellant in de proceskosten van de gedaagden en legt een griffierecht op van in totaal f 23.940,--.