ECLI:NL:CRVB:1998:ZB7969
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- A.H. Berends
- Ch. de Vrey
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voorliggende voorziening in het kader van de Algemene Bijstandswet met betrekking tot studietoelage en rentedragende lening
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de voorliggende voorziening in het kader van de Algemene Bijstandswet (ABW) met betrekking tot een studietoelage en een rentedragende lening. Appellanten, A en B, hebben hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 oktober 1998 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de gemeente terecht heeft gesteld dat de mogelijkheid om een rentedragende lening af te sluiten, mede ten behoeve van de kosten van het levensonderhoud van de partner, kan worden aangemerkt als een voorliggende voorziening in de zin van artikel 1a, eerste lid, van de ABW. De Raad wijst erop dat de passendheid van deze voorziening niet wordt aangetast door het feit dat appellante een aanzienlijke studieschuld opbouwt. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep ongegrond. De Raad concludeert dat appellanten niet in zodanige omstandigheden verkeren dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de ABW. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.