ECLI:NL:CRVB:1998:BH2589

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 1998
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96/11931 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake fitheidstest brandweer en rugletsel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, werkzaam als hoofdbrandwacht bij de Dienst Brandweer van de gemeente Utrecht, tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht. De appellant had een rugblessure opgelopen tijdens een fitheidsonderzoek dat door zijn dienst was georganiseerd. Dit onderzoek was bedoeld om de fysieke gesteldheid van brandweermensen te beoordelen. De appellant had zich geblesseerd tijdens een rektest en had vervolgens medische kosten gemaakt, waarvan hij slechts gedeeltelijk vergoeding ontving van zijn ziektekostenverzekeraar. De gemeente Utrecht weigerde echter om de overige kosten te vergoeden, met het argument dat het ongeval niet als een dienstongeval kon worden gekwalificeerd volgens het Algemeen Ambtenarenreglement.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep werd de vraag aan de orde gesteld of het ongeval van de appellant in overwegende mate zijn oorzaak vond in de aard van de werkzaamheden of de omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het ongeval niet samenhangt met de risico's die verbonden zijn aan de werkzaamheden van de appellant. De Raad concludeerde dat de appellant vrij was om te bepalen hoe ver hij ging tijdens de rektest, en dat er geen verhoogde risico's aan het onderzoek zelf waren verbonden.

Daarom werd het hoger beroep afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de gemeente te veroordelen tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

96/11931 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], appellant,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrecht, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant is op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht van 27 november 1996, nr. 95/1885 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift, met bijlagen, ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 27 augustus 1998, waar appellant niet is verschenen terwijl gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door S.H. Sordam en mr ing. H.W. Meulendijks, beiden werkzaam bij gedaagdes gemeente.
II. MOTIVERING
Appellant is aangesteld in vaste dienst in de functie van hoofdbrandwacht bij de Dienst Brandweer van de gemeente Utrecht. Op 7 november 1994 heeft hij in opdracht van zijn diensthoofd deelgenomen aan een tweejaarlijks fitheidsonderzoek dat is uitgevoerd door TRIAS, Testing Advisory & Consultancy. Tijdens dit onderzoek - dat beoogt de conditie en fysieke gesteldheid van de personeelsleden van de brandweer vast te stellen om na te gaan of het fysiek verantwoord is hen in te zetten bij een zogeheten uitruk - heeft appellant zich bij een rektest geblesseerd aan zijn rug. Als gevolg hiervan heeft hij zich onder medische behandeling moeten stellen. De daaraan verbonden kosten zijn hem slechts gedeeltelijk door de ziektekostenverzekeraar vergoed. Kennelijk met het oog op vergoeding van het te zijnen laste komende deel van de kosten heeft appellant melding gemaakt van het ongeval.
Bij brief van 29 november 1994 is namens gedaagde aan appellant medegedeeld dat (onder meer) artikel 80 j, eerste lid, van het Algemeen Ambtenarenreglement van de gemeente Utrecht (AAR), krachtens welke bepaling vergoeding van bedoelde kosten door gedaagde zou kunnen plaatsvinden, niet van toepassing is. Het door appellant tegen dat besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit van 20 april 1995 ongegrond verklaard; naar het oordeel van gedaagde is geen sprake van een dienstongeval zoals omschreven in voormeld artikelonderdeel.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank appellants beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Raad overweegt als volgt.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of het appellant tijdens het fitheidsonderzoek overkomen ongeval in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, zoals bedoeld in artikel 80 j van het AAR.
De Raad beantwoordt die vraag ontkennend aangezien appellants ongeval niet samenhangt met de aan zijn werkzaamheden als hoofdbrandwacht verbonden risicoverzwarende omstandigheden. Naar het oordeel van de Raad zijn aan dat onderzoek als zodanig evenmin verhoogde risico's verbonden. De Raad neemt bij dat laatste in aanmerking dat, zoals van de zijde van gedaagde ter zitting is toegelicht, appellant vrij was om te bepalen hoever hij zou gaan tijdens de rektest waarbij hij zijn blessure opliep.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr W. van den Brink als voorzitter en mr W.D.M. van Diepenbeek en mr J.H. van Kreveld als leden, in tegenwoordigheid van mr A.W.M. van Bommel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 1998.
(get.) W. van den Brink.
(get.) A.W.M. van Bommel.
HD