ECLI:NL:CRVB:1998:AN5716

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/4203 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van beroepschrift in hoger beroep en verzuim

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 1998 uitspraak gedaan in hoger beroep van een eerder vonnis van de Rechtbank te Amsterdam. De opposant, B.A. te G. uit Marokko, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 25 maart 1997. De Centrale Raad verklaarde het hoger beroep aanvankelijk niet-ontvankelijk omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Het beroepschrift was gedateerd op 8 mei 1997, maar werd pas op 13 mei 1997 ter griffie ontvangen. De gemachtigde van de opposant voerde in verzet aan dat de postbode niet tot aan haar woning kwam en dat zij de uitspraak pas begin mei 1997 had aangetroffen, omdat de zaak van een vriend, waar zij haar post liet bezorgen, gesloten was.

De Centrale Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag waarop de uitspraak aan de partijen is verzonden. De Raad oordeelde dat, hoewel het beroepschrift niet tijdig was ingediend, er geen sprake was van verzuim aan de zijde van de opposant. De gemachtigde had tijdig actie ondernomen door de uitspraak te laten vertalen en hoger beroep in te stellen. De Raad concludeerde dat het verzet gegrond was en dat het onderzoek in de stand waarin het zich bevond, werd voortgezet. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep was daarmee een belangrijke bevestiging van de rechten van de opposant in het bestuursrecht.

Uitspraak

97/4203AKW
Centrale Raad van Beroep
Partijen:
B.A. te G. Marokko, opposant,
Tegen
De Sociale Verzekeringsbank, geopponeerde.
Uitspraak
I. Ontstaan en loop van het geding
Namens opposant is diens echtgenote R.A. in hoger beroep gekomen van een door de Rb. te Amsterdam op 25 maart 1997 tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 26 november 1997 heeft de raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig bij de raad is ingediend en niet is gebleken van redenen ter verschoning van dit verzuim.
Opposant is bij voornoemde gemachtigde op bij verzetschrift aangevoerde gronden van die uitspraak in verzet gekomen.
II. Motivering
Volgens art. 6:24 Awb in samenhang met de art. 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat voor wat betreft het hoger beroep in op de dag waarop de aangevallen uitspraak door middel van toezending van een afschrift aan partijen is gezonden.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn per post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De aangevallen uitspraak is op 25 maart 1997 in afschrift aan partijen verzonden. Het beroepschrift, gedateerd 8 mei 1997, is blijkens de postdatumstempel op de enveloppe op 9 mei 1997 ter post bezorgd, en op 13 mei 1997 ter griffie ontvangen.
Op grond van bovenvermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring ingevolge art. 6:11 Awb achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De gemachtigde van opposant heeft in het verzetschrift aangevoerd dat de postbode niet tot aan haar woning komt. Om deze reden is als correspondentieadres opgegeven het adres van een vriend die eigenaar is van een zaak.
Gedurende de gehele maand april 1997 was deze zaak gesloten wegens afwezigheid van de eigenaar. Om deze reden heeft de gemachtigde van opposant de uitspraak eerst begin mei 1997 in de zaak aangetroffen. Tevens heeft de gemachtigde van opposant de raad medegedeeld dat er in de regio niemand te vinden is die de Nederlandse taal volledig kent. De gemachtigde van opposant acht het daarom mogelijk dat diegene die de uitspraak heeft gelezen niet op de beroepstermijn heeft gewezen.
Hetgeen door de gemachtigde van opposant in verzet is aangevoerd heeft de raad tot het oordeel geleid dat niet langer kan worden staande gehouden dat hoger beroep van opposant kennelijk niet-ontvankelijk is.
Daartoe wordt door de raad overwogen dat de gemachtigde van appellant aansluitend aan de ontvangst van de aangevallen uitspraak zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs kon worden verlangd actie heeft ondernomen om zowel de uitspraak te laten vertalen als om hoger beroep in te stellen.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van art. 21 Beroepswet in samenhang met art. 8:55 lid 5 aanhef en onder c Awb gegrond te worden verklaard. Gegeven het bepaalde in het zevende lid van laatstbedoeld artikel vervalt de uitspraak waartegen verzet was gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan art. 8:75 Awb.
III. Beslissing
De Centrale Raad van Beroep;
recht doende:
verklaart het verzet gegrond.